Utrecht 60 jaar terug: verschrikkelijke toestanden in pensions voor buitenlandse arbeiders

21 dec , 17:51 Geschiedenis
huisvesting buitenlandse arbeiders
UN 21-12-1964

De gemeente overweegt op korte termijn maatregelen te nemen tegen de erbarmelijke toestanden in enkele Utrechtse pensions voor buitenlandse arbeiders. Maar de vraag is wel waarheen de buitenlanders die uit een pension gezet worden dan heen moeten. Dat meldt het Utrechtsch Nieuwsblad op maandag 21 december 1964.

De slaapgelegenheden lijken op stallen en de was-, kook- en toiletgelegenheden zijn of niet aanwezig of smerig en vies. Het is de gemeente en de Stichting bijstand buitenlandse werknemers bekend dat vooral Turken, Grieken en Marokkanen met zoveel mogelijk mensen op één kamer willen wonen. Dat men dat in eigen land doet, moet men zelf weten, maar de volksgezondheid laat dergelijke toestanden in Nederland niet toe, aldus een woordvoerder van de gemeente.

In twee gevallen is de situatie op het ogenblik absoluut onhoudbaar, zei een ambtenaar van het bureau huisvesting. Aan het college van B. en W. heeft de gemeentelijke dienst van volksgezondheid voorgesteld hier zo spoedig mogelijk maatregelen te nemen. In een huis - een niet te grote gemeentewoning - wonen vader, moeder, drie kinderen en elf Grieken. Afgezien van de ongetwijfeld goede bijverdiensten voor de hoofdhuurder - per persoon zouden de Grieken f 17,50 per week moeten betalen - is de zedelijke en hygiënische toestand er allerbelabberdst. Buurtbewoners klagen regelmatig over de toestand in dit huis. De gemeente vindt voorts, aldus de ambtenaar, door vooral de bedrijven zich bij het werven van buitenlanders ernstig dienen te beraden over het huisvestingsprobleem.

De meeste moeite heeft men met het contingent buitenlandse arbeiders, dat op eigen houtje naar Utrecht komt. Zij trekken in de meest obscure gelegenheden, waar tien tot twaalf mensen op een kamer van vijf bij acht meter slapen, waar door een heel klein raampje een beetje licht van een binnenplaats binnenkomt en waar men moet eten, zich moet verkleden en zich 's avonds moet vermaken. Daarnaast zijn er echter ook woonkazernes, waar het er keurig netjes uitziet. Pensionhouders en -houdsters houden in die huizen de boel schoon, letten op wekelijkse verschoningen en zorgen voor zieke gasten. Dienstig zou het zeker zijn als de Stichting bijstand buitenlandse werknemers de buitenlanders opvangt en hen de Nederlandse leefgewoonten leerde, vooral de hygiëne en zedelijkheid. Wellicht dat er dan veel verwarring en onbegrip wordt voorkomen.

Ik ben er nog niet rijk van geworden, zegt mevrouw G. de Boer-Oort, Kievitstraat 10bis te Utrecht, die al drie jaar Spanjaarden in huis heeft. Maar ik wil er wel iets aan verdienen, het is geen liefdewerk. Kennissen van me hebben wel eens gezegd waarom stop je er niet nog een paar bij op die kamer? Zij zelf hebben er wel tien. In een paar jaar hebben ze een huis bij elkaar gespaard. Maar dat willen zij niet, mijn man en ik. Het zijn geen varkens, die buitenlanders. Het zijn aardige mensen. Ze zijn erg beleefd. Sommigen wonen al twee jaar op die kamer.
Je merkt haast niets van ze . De kamer van mevrouw De Boer is 3,5 bij 5,5 meter. Er wonen vijf Spanjaarden. Het vertrek bevat twee stapelbedden en een eenpersoonsbed, een tafel met een paar stoelen, een door de Spanjaarden zelf gekochte televisie. Er hoort een keukentje bij, waar de mannen koken. Daar is ook een douche met warm en koud water. Voor deze huisvesting betalen zij f 17,50 per week de man. Dat is dus ruim f 350 per maand voor een kamer. Inbegrepen zijn gas en licht, schoon beddengoed en de was. De kamer houdt mevrouw De Boer schoon.

De heer C.J. Delil - kraanmachinist - heeft een kamerverhuurbedrijf. In een herenhuis aan de Oude Gracht 347 heeft hij sinds enkele weken eenendertig Turken gehuisvest. Het huis telt veertien kamers. Boven op zolder bouwt de heer Delil nog een paar eenpersoonskamertjes. Die hebben ze het liefst, zegt hij. In zijn huis aan de Staalstraat wonen alle Turken op een eigen kamertje. Het is hard werken, om de boel schoon te houden. Daarbij helpen mevrouw Delil, de 72-jarige opa Barend Toornstra en een werkster . Maar dan is het ook schoon.
De bewoners zijn best tevreden. Zij zijn uit andere kosthuizen hier naar toe gekomen. Op iedere etage is stromend water en een toilet. Er zijn keukens, waar ze Turkse maaltijden kunnen klaarmaken. Een speciaal Turks toilet is in aanbouw. De arbeiders douchen op de fabriek.
Voor deze huisvesting van de arbeiders betalen de fabrieken f 17,50 per man per week aan de heer Delil, of ze nu alleen op een kamer wonen, of met zijn achten. Hiervoor krijgen zij een bed in een schoongehouden, verwarmde kamer, waarin een tafel staat, een paar stoelen en een kast. Licht is in de prijs inbegrepen, evenals stromend water en gebruik van toilet en keuken.
De mannen werken in ploegendienst, Sommigen beginnen 's morgens om half vier. Altijd loper er wel wat Turken rond in pyjama. Op bijna ieder uur van de dag wordt geslapen. In dezelfde kamer speelt men kaart, of leert men Hollands. Na 23 uur moet het stil zijn in het huis.