'Ik beschouw mezelf zeker niet als favoriet voor de wereldtitel. Om je de waarheid te zeggen, ben ik meer dan tevreden, als ik in de prijzen val en dus bij de eerste drie eindig!' Dit geeft Anton Geesink als prognose voor de wereldkampioenschappen judo, die volgende maand in Rio de Janeiro worden gehouden. Dat meldt het Utrechtsch Nieuwsblad op woensdag 8 september 1965.
'Er zijn mensen, die het het dom vinden, dat ik niet stop op het toppunt van mijn loopbaan en als ongeslagen kampioen afscheid neem', zo vervolgt Anton, 'maar waarom zou ik dat doen? Ik vind judo heerlijk. Als ik wedstrijden kan maken leef ik. Zal ik geen kampioen worden, als ik maar bij de top behoor. Ik vind het bovendien fijn om mijn Japanse sportvrienden de kans te geven de titel, die ze aan mij verloren hebben, terug te winnen. Natuurlijk hebben ze op mij wel een enorme voorsprong. Zij worden op voortreffelijke wijze gecoacht. Er wordt door hun leiders precies uitgemaakt en bestudeerd wat goed voor ze is. Ik sta vrijwel alleen. Ik moet het zelf maar zien te vinden…'
Anton Geesink merkt nu pas goed, hoe zwaar het leven aan de top is. Om bij de beste judoka's ter wereld te blijven behoren, moet hij zo veel mogelijk wedstrijden maken tegen buitenlandse rivalen, of in het buitenland trainen. Hij is echter ook sportleraar en kan moeilijk gelijktijdig in Nederland les geven en bijvoorbeeld in Japan trainen.
Die buitenlandse trainingskampen kosten hem een slordige duit. Hij gaf les aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda, maar werd daar gewipt, omdat hij te veel afwezig was. Het zou voor de beurs van de 31 jarige Geesink beslist beter zijn, als hij met de wedstrijdsport stopte, maar wie dat tegen hem zegt, spreekt voor dovemansoren. Judo is alles voor hem.