Een edelsmederij voor kerkelijke kunst aan de Oosterkade

08 sep , 14:00 Kunst & Cultuur
Gebroeders van Roosmalen
Matrijs

Onlangs verscheen het boek over de edelsmederij Gebroeders van Roosmalen aan de Oosterkade, Van sacrale kunst naar museaal erfgoed. De auteurs zijn de kleinkinderen Aty en Peter van Aarnhem van een van de oprichters van het bedrijf, Antoon van Roosmalen en Casper Staal, oud-conservator van Museum Catharijneconvent.

Aanleiding voor het schrijven van het boek is het verschijnen van het boek over de edelsmederij van de familie Brom in 2014, vertelt Aty van Aarnhem. 'Brom en Van Roosmalen waren voor de oorlog de grootste kerkelijke edelsmeden in Utrecht. En daarbij was de smidse van de familie Brom wel de grootste. En toen dus dat boek over de familie Brom verscheen, vonden wij dat er ook een boek over de Gebroeders van Roosmalen moest komen.'

'Toen we in 2014 besloten het boek te gaan schrijven, wisten we werkelijk niet waar we aan begonnen', vertelt Aty van Aarnhem. 'We zijn met familieleden gaan praten die nog wat konden vertellen over de edelsmederij. Maar de meesten waren inmiddels al overleden. We waren er eigenlijk te laat aan begonnen. Ook van een archief was weinig terug te vinden. Van de vrouw van de laatste ontwerper van het bedrijf hebben we nog wel een paar honderd glasplaten gekregen met afbeeldingen van werkstukken van de edelsmederij en een aantal kasboeken. Dat was alles. We dachten, waar beginnen we aan.'

'We zijn toen naar museum Catharijneconvent gegaan want die bleken een geweldige inventarisatie, met foto's en omschrijvingen, van alle kluizen van kerken te hebben. Toen we daar de naam Van Roosmalen intypten kregen we 1800 hits. Toen dachten we dat het toch leuk zou zijn als er een boek over de edelsmederij Gebroeders van Roosmalen zou komen.'

Het Catharijneconvent heeft overigens, zo bleek uit de inventarisatie, weinig werk van de gebroeders van Roosmalen in bezit. 'Maar een of twee voorwerpen, heel weinig. De meeste voorwerpen zijn in het bezit van kerken en kloosters. Als die kerken tenminste nog bestaan. Veel werk zal ook verdwenen zijn naar kerken in Polen of Afrika.'

Aty en haar broer Peter van Aarnhem hebben het boek over de gebroeders van Roosmalen samen geschreven met Casper van Staal, oud-conservator van Museum Catharijneconvent. 'Casper was geweldig. Terwijl wij ons vooral op de familiegeschiedenis hebben gericht, heeft Casper voor de diepgang in het boek gezorgd. Hij wist alles van de veranderingen van de liturgie binnen de katholieke kerk en hoe je dat terug kan zien in het werk van de gebroeders van Roosmalen. Dat er bijvoorbeeld na een bepaalde tijd geen heiligen meer voorkwamen op de kelken.'

Het werk van de edelsmederij Gebroeders van Roosmalen moest leidend zijn in het boek, vertelt Aty van Aarnhem. 'Het boek over de familie Brom gaat vooral over de familie en de mensen die er werkten. Over die informatie beschikten we echter nauwelijks. We hadden alleen het narratief dat was overgedragen door mijn moeder en haar zus Fie, die beiden heel erg trots waren op hun vader en mijn opa Antoon van Roosmalen. Zijn vader, mijn overgrootvader Josephus van Roosmalen, was in de negentiende eeuw vanuit Den Bosch naar Utrecht verhuisd. In 1853 vond het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland plaats, met Utrecht als aartsbisschoppelijke zetel. Hij kwam uit een edelsmidfamilie en dacht dat levert vast werk op.'

In 1887 richtten vader Josephus en zoon Antoon een eigen bedrijf op in kerkelijke kunst onder de firmanaam Fa. J. van Roosmalen en Zoon aan de Oudegracht Weerdzijde 82 in Utrecht dat kort daarna verhuisde naar Annastraat 41. Antoon was toen 21 jaar. De heer Jan Stoové was hun eerste medewerker en hij zou vijftig jaar bij de firma blijven werken. Op 4 juni 1891 vestigden Josephus en zijn oudste zoon Antoon zich met het bedrijf aan de Oosterkade 21 in Utrecht.

Antoon was verantwoordelijk voor de stijl van de edelsmederij Gebroeders van Roosmalen, vertelt Aty van Aarnhem. 'Op de foto's kun je hem tekenend zien op de werkplaats. Hij vond het ook leuk. Zijn stijl was vrij modern en strak. In de verschillende werkstukken, zoals bij communiebanken, doopvonten en tabernakels, kom je vaak twee herten tegen 'die zich laven aan de bron', wat verwijst naar een tekst uit psalm 42: 'Gelijk een hert smacht naar de waterbron, zo smacht mijn ziel naar U, o God'.

In 1905 won Antoon van Roosmalen de eerste prijs met een zogeheten torenmonstrans op de wereldtentoonstelling in Luik. De monstrans is in 1903 gemaakt voor de St. Martinusparochie in Hoogland ter nagedachtenis aan pastoor Henricus Joannes Pieck. De monstrans is een liturgisch voorwerp waarin de geconsacreerde hostie wordt uitgestald. Deze is voor de gelovigen zichtbaar door een glazen houder waarin de hostie zich bevindt.

Een ander topstuk uit de werkplaats van de Gebroeders van Roosmalen is volgens Aty van Aarnhem het voordraagkruis dat aartsbisschop Jansen cadeau kreeg bij zijn bisschopswijding in 1930. Christus is hier volgens Aty van Aarnhem niet afgebeeld als lijdende Christus met slechts een lendendoek maar als een triomferende Christus met een koninklijk gewaad en een koningskroon op het hoofd. 'Het is, zover bekend, het enige kruis uit het atelier van de Gebroeders van Roosmalen waarop niet de lijdende Christus is afgebeeld.'

Aty van Aarnhem vertelt dat ze als kind vaak in het bedrijf aan de Oosterkade kwam. 'Een neef, Jos, woonde daar met zijn familie. Bij ons thuis was het altijd keurig netjes terwijl je daar mocht tekenen en verven. Aan de achterkant was de werkplaats. Daar werd soms wel door zeventien man gewerkt en dan was het een heidens kabaal.'

Maar na de oorlog kwam daar de klad in. Het Tweede Vaticaans Concilie, dat duurde van 1962 tot en met 1965, had als gevolg dat de markt voor de edelsmederij Gebroeders van Roosmalen enorm terugliep, vertelt Aty van Aarnhem. 'De kelken werden vervangen door rieten mandjes, de kerken liepen leeg en dat had grote gevolgen voor de vraag naar liturgisch vaatwerk.'

De firma Gebroeders van Roosmalen als edelsmederij voor kerkelijke kunst eindigde feitelijk in 1970 met het overlijden van Anton van Roosmalen junior. Er kwamen toen al enige tijd bijna geen opdrachten meer binnen voor kerkelijk vaatwerk. Ton van Roosmalen, zoon van Anton junior, zette het bedrijf in naam nog voort als handelsbedrijf in goud en zilver. De enkele medewerkers die in 1970 nog in dienst waren hield hij nog zo lang mogelijk aan het werk met reparatiewerk en het maken van sieraden. In 1978 werd de firma Gebroeders van Roosmalen officieel opgeheven.

Lucy, de vrouw van Jos, heeft er tot het eind nog gewoond. Dit jaar is het pand aan de Oosterkade verkocht.