Grote Romeinse muntvondst in Bunnik

27 jan , 12:19 Geschiedenis
muntvondst bunnik
RMO

Het is zonder overdrijving de vondst van hun leven. In het najaar van 2023 stuitten twee detectorzoekers in een weiland in de gemeente Bunnik op honderden gouden en zilveren munten uit de Romeinse tijd. Dat hebben Landschap Erfgoed Utrecht, de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed en het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden vandaag op een persconferentie bekend gemaakt.

De gevonden munten zijn afkomstig van Romeinse soldaten die waren teruggekeerd van een veroveringstocht in Britannia, het huidige Groot-Brittannië. In totaal zijn er 404 zilveren en gouden munten gevonden uit het begin van de jaartelling. De vondst is daarmee de grootste Romeinse muntschat ooit die in de provincie Utrecht is aangetroffen. Wat de vondst verder uniek maakt is de combinatie van Romeinse en inheemse ‘Britse’ munten. Op het Europese vasteland is nooit eerder zo’n Romeins-Britse muntvondst gedaan.

Waarschijnlijk zijn de munten na de eerste veroveringen door Romeinse soldaten vanuit Britannia mee teruggenomen naar Bunnik: de Romeinse exemplaren als soldij en de Britse als krijgsbuit. De ‘jongste’ Romeinse exemplaren zijn geslagen in de jaren 46-47, ten tijde van keizer Claudius. In die periode staken Romeinse legertroepen de Noordzee over om Britannia te veroveren. 44 gouden munten zijn ‘Brits’ en tonen de naam van koning Cunobelinus.

Historische context en interpretaties

De muntvondst laat het belang zien van de Neder-Germaanse limes voor de Romeinse invasies van Britannia. Vanuit het grensgebied werd niet alleen de eerste oversteek in 43 voorbereid, maar kennelijk keerden Romeinse troepen ook via de limes terug naar het Europese vasteland, waarbij allerlei zaken mee terug werden genomen, zoals (Britse) munten.

De munten zijn gevonden in de noordelijke grensregio van het Romeinse Rijk, de zogeheten Neder-Germaanse Limes, maar buiten de bekende vindplaatsen zoals fort Trajecum (Utrecht) en Ulpia Noviomagus (Nijmegen). Waarschijnlijk zijn ze rond 47 na Christus begraven. Waarom is niet bekend. Mogelijk zijn ze verborgen met het idee ze later weer op te graven, of was het een offer, bijvoorbeeld als dankbetuiging aan de goden voor de behouden terugkeer.

Van melding tot tentoonstelling

De Romeinse munten laten portretten zien van Romeinse goden en keizers. De jongste daarvan, van zilver en goud, zijn van keizer Claudius. Ze zijn geslagen in 46-47 na Christus, rond het einde van de eerste Romeinse veroveringen in Groot-Brittannië. 

In totaal zijn 72 Romeinse munten van goud (aurei, enkelvoud aureus) gevonden, daterend uit de periode 19 v.Chr. tot 47 na Christus. Twee gouden exemplaren zijn geslagen met hetzelfde stempel en ongebruikt - ze vertonen geen sporen van slijtage. De eigenaar heeft ze blijkbaar ontvangen uit een stapel net geslagen muntgeld.

De goudgele munten uit Groot-Brittannië heten staters. Ze zijn niet van puur goud, maar van een legering van goud, zilver en koper. Ze zijn geslagen tussen 5 en 43 na Christus, ten tijde van de heerschappij van de Britse koning Cunobelinus en de eerste Romeinse veroveringen. De naam van Cunobelinus staat in Latijnse letters op de munten vermeld: CVNO[BELINVS].

De meeste Romeinse exemplaren, 288 stuks, zijn van zilver. Deze denarii (enkelvoud denarius) zijn geslagen tussen 200 voor Christus tot aan 47 na Christus. Er zitten bijzondere exemplaren tussen, zoals munten van Julius Caesar en een munt van Juba, de koning van Numidia (Noord-Afrika, het huidige Algerije).

De munten zijn ontdekt met een metaaldetector door Gert-Jan Messelaar en Reinier Koelink. Na de formele melding van de vondst bij het (Utrechtse) Meldpunt Archeologie, heeft archeoloog Anton Cruysheer van Landschap Erfgoed Utrecht de munten onderzocht. Vervolgens zijn ze opgenomen in de vondstendatabase Portable Antiquities of the Netherlands (PAN) en schoongemaakt door Restauratiebedrijf Restaura in Heerlen. Het Meldpunt Archeologie is onderdeel van Landschap Erfgoed Utrecht en wordt mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van de provincie Utrecht.

De wetenschappelijke betekenis van de muntvondst is erg groot, zegt archeoloog Anton Cruysheer. “We kunnen voor het eerst een vondst op Nederlandse bodem in relatie brengen met een belangrijk hoofdstuk van de wereldgeschiedenis, namelijk de verovering van Britannia door de Romeinen. De vondst maakt ons beeld van een belangrijke periode uit de Utrechtse geschiedenis completer en kleurt zo een belangrijk onderdeel van het verhaal van Utrecht in”, aldus Cruysheer.

Op inzicht te krijgen in de vondstlocatie en de reden waarom de munten zijn begraven, deed de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed een vervolgonderzoek inclusief opgravingen, in samenwerking met de twee vinders. Hun vondst, 381 exemplaren van de uiteindelijk 404 munten, is aangekocht door het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. De munten zijn daarmee toegevoegd aan de Rijkscollectie archeologie en beschikbaar voor onderzoek.  Ze zijn te zien op de afdeling ‘Nederland in de Romeinse tijd’. De aankoop is mede mogelijk gemaakt door de VriendenLoterij.Honderden munten uit Romeinse tijd gevonden in Bunnik