UMC kan neuskanker beter behandelen met neusmal

25 sep , 15:18 Zorg
neusmal
UMC Utrecht

Onderzoekers van het UMC Utrecht hebben een innovatieve 3D-geprinte mal ontwikkeld, die de behandeling van neuskanker nauwkeuriger en patiëntvriendelijker maakt. Dankzij de maatwerkmal kunnen tumoren preciezer worden bestraald. Dat zorgt voor minder schade aan omliggend weefsel en een sneller herstel.

Bestraling is een effectieve kankerbehandeling, maar de straling zorgt vaak voor bijwerkingen, omdat het door het lichaam gaat. Omliggend, gezond weefsel krijgt daardoor te maken met ongewenste stralingseffecten. Zeker bij kanker in het hoofd-halsgebied, waarbij behandelaars te maken krijgen met veel gevoelig weefsel in de omgeving van de tumor, zorgt dat vaak voor bijwerkingen. Per jaar krijgen 50 tot 60 mensen de diagnose neuskanker.

Die stralingsschade kan worden beperkt door inwendige bestraling toe te passen. Bij deze zogenaamde brachytherapie plaatsen behandelaars de radioactieve bron in of zo dicht mogelijk bij de tumor via buisjes. De techniek zorgt voor minder schade aan het omliggende weefsel, en wordt daarom toegepast bij tumoren in het hoofd-halsgebied wanneer dat kan.

De techniek werkt als volgt: zorgmedewerkers prikken gaatjes in de neus tot dicht bij de tumor, waarin kleine buisjes of slangetjes passen. Die bieden plaats aan een kabeltje met daaraan een radioactieve bron. Een computerprogramma bepaalt door welk buisje het kabeltje loopt, en hoelang de radioactieve bron op zijn plaats blijft. De behandeling is klaar als de gewenste hoeveelheid straling is bereikt, meestal na zo’n vijf minuten. Dit wordt een of twee keer per dag herhaald gedurende maximaal anderhalve week.

Weefselschade

De techniek werkt goed, maar is vaak oncomfortabel voor de patiënt, zegt Mischa de Ridder, radiotherapeut-oncoloog in het UMC Utrecht. “We proberen altijd de tumor zo goed mogelijk te bestralen met zo min mogelijk weefselschade door het prikken van de gaatjes. Toch kan, naast de bestralingsschade, ook het prikken van de gaatjes schade aan de neus veroorzaken.” Samen met zijn collega’s heeft hij daarom de therapie verbeterd. Ze hebben een neusmal ontworpen, die ze op maat 3D-printen voor iedere patiënt. Zo kunnen behandelaars de buisjes zo precies mogelijk plaatsen, en is het mogelijk om met minder buisjes hetzelfde doel te bereiken.

“In het UMC Utrecht passen we deze techniek als enige ter wereld op deze manier toe,” zegt De Ridder. “Bij het ontwerp maken we slim gebruik van de natuurlijke holtes in de neus. Daardoor hoeven we vaak maar één buisje te prikken, terwijl het bij standaard brachytherapie vaak gaat om tientallen. Dat maakt de behandeling minder belastend en nauwkeuriger.”

Uit onderzoek van De Ridder en zijn collega’s blijkt dat de mal een betere en effectievere manier biedt om mensen met neuskanker te behandelen. “Bij bijna iedereen die de behandeling onderging, bereikte de straling de tumor heel nauwkeurig, waarna de tumor verdween en de neus kon worden behouden.” De patiënten hadden daarbij minder last van bijwerkingen, doordat de straling niet gericht was op omliggende weefsels en de behandelaars minder gaatjes in de neus hoefden te prikken.

3D-geprinte mal

Het ontwerpen van de mal is de taak van Maarten Kastelijns, radiotherapeutisch laborant bij het UMC Utrecht. Hij is gespecialiseerd in het ontwerpen van de 3D-prints voor brachytherapie.

“Op basis van medische beeldvorming maken we samen een plan om de buisjes zo dicht mogelijk bij de tumor te plaatsen. De laboranten ontwerpen daar een mal omheen van een soort plastic.” Die mal bestaat uit een basisgedeelte dat zo goed mogelijk rond de neus van de patiënt past, en heeft verschillende componenten. “Er zitten hechtgaten aan om de mal aan de neus te bevestigen, en een mechanisme waarmee we de buisjes kunnen vastmaken aan de mal.”

De mal blijft gedurende de behandeling zitten, zodat behandelaars een optimale hoeveelheid straling kunnen toedienen. Dat kan wel ongemakkelijk zijn voor de patiënt. “Dankzij de mal blijft het behandelplan gewaarborgd,” zegt Kastelijns. “Het prikken van de gaatjes en vasthechten van de mal kan pijnlijk zijn. Daarom doen we dat onder narcose. Als de patiënt eenmaal wakker is, valt de pijn meestal mee. Paracetamol is vaak genoeg om de behandeling te volbrengen.” 

Snel herstelproces 

Omdat de mal blijft zitten, ervaren veel patiënten neusverstoppingsklachten, zegt De Ridder. “Ze hebben het gevoel dat ze een week lang verkouden zijn. Met de mal kun je je neus niet snuiten, dus hebben we er gaten in geprint om neusspray toe te dienen. Ze kunnen hun neus dan nog wel ophalen.” Wanneer de mal na de behandeling van de neus gaat, voelt dat vaak als een opluchting. “Het snot en slijm vindt een weg naar buiten als ze ineens weer via hun neus kunnen ademen.”

Daarna kan het herstelproces beginnen. “Het losmaken van de hechtingen is snel en gemakkelijk en is vergelijkbaar met het verwijderen van een infuus. We doen dat gewoon in de behandelkamer, zonder narcose,” zegt De Ridder. In de periode daarna reageert de neus op de stralingsbehandeling. “Dat is vaak een vervelende periode, omdat mensen last krijgen van korstjes in de neus die snel beginnen te bloeden. Maar na een week of zes is de tumor verdwenen en is de binnenkant van de neus alweer geheeld.” 

Welkome toevoeging

Dankzij de positieve resultaten zien de onderzoekers mogelijkheden om mallen te gebruiken voor andere tumoren die nu nog niet worden behandeld met brachytherapie, bijvoorbeeld neusbijholtekanker. “Voor dat type behandeling hadden we nooit geschikte mallen,” zegt Kastelijns. “Dat gaat mogelijk veranderen nu we in staat zijn om deze zelf te maken. Afhankelijk van de vorm en toepassing kunnen we zelfs het te printen materiaal variëren. We weten nog niet wat per indicatie de beste methode is, maar we zien in de toekomst vooral in het hoofd-halsgebied veel toepassingen.”

“Brachytherapie zorgt voor een veel mooiere dosisverdeling, waarbij je zoveel meer weefsel spaart dan bij andere technieken,” zegt De Ridder. “We hebben jarenlang een tiental patiënten behandeld, maar door de toevoeging van de mallen en de resultaten daarvan zien we dat aantal stijgen. Als we deze techniek nog verder kunnen perfectioneren, zou dat voor de patiënt een welkome toevoeging zijn.”