Utrecht 60 jaar terug: W.G. van Ooien enige Utrechtse ridder van de Militaire Willemsorde

28 apr , 14:53 Geschiedenis
van ooien willemsorde
UN 28-04-1965

Het zal best een plezierige dag worden, zegt de 81-jarige W.G. van Ooien uit de Utrechtse Willemstraat 39, die morgen met ongeveer 115 van de rond 145 nog in leven zijnde dragers van de Militaire Willemsorde in Den Haag het honderdvijftigjarig bestaan gaat vieren van deze dapperheidsonderscheiding. Dat meldt het Utrechtsch Nieuwsblad op woensdag 28 april 1965.

De enige Utrechtse drager van de Militaire Willemsorde verdiende zijn hoge onderscheiding reeds lang geleden, in november 1908. Hij diende toen als beroepssoldaat bij het KNIL. ''t Was in die tijd in heel Indië zeer onrustig. Wij zaten op midden-Celebes. Een luitenant stuurde ons met ons negenen op patrouille, hoewel volgens de voorschriften een patrouille uit minstens vijftien man moest bestaan. Op de derde dag werden we op een smal bergpad aangevallen door een stuk of vierhonderd knapen. We hadden direct een dode en een zwaar gewonde. Ze schoten op ons vanuit de bomen.

Onze commandant durfde niet meer voor- of achteruit. Ik heb er toen de nodige salvo's doorgegooid. Daar schrokken ze zo van, dat ze de afmars bliezen. Daarna zijn we doorgelopen. Ik kende heel goed de weg in dat gebied. Bij een grote steen hebben we overnacht. De volgende morgen kregen we bij zonsopgang drie aanvallen te verduren. Elke keer moesten ze afdruipen.

We zijn verder getrokken en vonden een hut op palen. Daar hebben we ons verschanst. We maakten er een soort vesting van. De eerste nacht ging alles goed, maar de tweede kregen we toch een straal vuur, niet mooi meer. De derde dag zijn we weggegaan. Tien uur lang hebben ze ons gevolgd. Zo nu en dan gooide ik er weer een salvo door om ze op afstand te houden. 't Was een geluk dat die kerels oude geweren hadden, anders waren er beslist meer doden gevallen dan die ene.'

Ruim een jaar na zijn heldendaden kreeg de heer Van Ooien de Willemsorde. Hij zat toen al niet meer op Celebes, maar in Atjeh, waar de kogels hem ook herhaaldelijk om de oren vlogen.

In 1921 kwam hij op 37-jarige leeftijd als gepensioneerd beroepssoldaat terug naar Nederland. 'Ik heb daarna nog een poosje in de bouw gewerkt. Van mijn beroep was ik namelijk timmerman. Maar ik was er zo lang uit geweest, dat ik m'n draai niet meer kon vinden. Ik heb altijd hoogtevrees. Ik dacht: laat ik er maar snel mee ophouden, anders val ik nog eens naar beneden en wat koop ik daarvoor?'

Tot voor kort ging de heer Van Ooien altijd naar de jaarlijkse bijeenkomsten van de dragers van de Willemsorde. De laatste tijd slaat hij dikwijls over. Bij een val heeft hij een paar jaar geleden zijn heup en zijn been gebroken. 'Nee, ik loop niet goed meer. Maar verder ben ik uitstekend gezond.'