Het
verkeer raast voort op het Janskerkhof langs het eiland van de
NBM-bussen, voor bij de oude Janskerk, in een soms onafgebroken
stroom. Maar even terzijde van die vloed van haastige automobilisten
zit, weer of geen weer, iedere dag de heer W. van Smirre (opa, zoals
de Utrechtse jeugd zegt) die thans juist de eerbiedwaardige leeftijd
van 85 jaar heeft bereikt. Dat meldt het
Utrechtsch Nieuwsblad op
maandag 24 augustus 1964.
Opa
Van Smirre heeft een vaste tijd voor de ontmoeting met zijn gevederde
vrienden. Klokslag half drie kan men hem op het Janskerkhof vinden.
Dan klapt hij in zijn handen en dit vertrouwde geluid is het sein
voor tientallen duiven om neer te strijken bij de bank van de heer
Van Smirre.
De
duiven zijn in dit stadsdeel bepaald niet mensenschuw. Men weet dat
het Utrechtse gemeentebestuur en ook de PTT hun toevlucht hebben
moeten nemen tot het aanbrengen van de zogenaamde duivenschrik op
verschillende gebouwen, onder andere het stadhuis en het
hoofdpostkantoor aan de Neude.
Maar
al hebben de duiven dan van de mensen niet zozeer de schrik te
pakken, feit is dat de vertrouwelijkheid die zij aan opa Van Smirre
tonen niet voor een ieder is weg gelegd.
Zij
drijven de goede verstandhouding zelfs zover door dat zij hem
letterlijk het voer uit de mond nemen. Ook bezetten zij rustig een
plaatsje op opa's knie om als evenzovele verwende kleinkinderen hun
aandeel op te eisen.
Tussen
al die duiven, die het Janskerkhof als hun pleisterplaats beschouwen,
komt er één duif volgens de heer Van Smirre uit een ander deel van
de stad, die zich in de bijzondere gunst van de oude Utrechter mag
verheugen. Zonder omwegen vliegt deze duif naar opa toe en gaat
direct op zijn knie zitten. In de loop van de tijd is opa Van Smirre
er in geslaagd hem een kunstje te leren. Nauwelijks heeft opa daartoe
het sein gegeven of de duif springt van knie op knie en dit staaltje
van vrijwillige duivendressuur wordt dan meermalen vertoond.