UTRECHT - Elk jaar maken 70.000 thuiswonende kinderen scheiding van ouders mee. En een (vecht)scheiding is iets waar pubers liever niet over praten, weet Paul de Leeuw die gisteravond bij Pauw aan tafel zat vanwege zijn prijswinnende tv-programma Pauls Puber Kookshow. Hoog tijd voor nader onderzoek.
In elke schoolklas zitten er een paar. En elk jaar komen er in Nederland zo’n 70.000 bij: kinderen van gescheiden ouders. Waar het ene kind het eigenlijk prima doet na een scheiding, kan het andere kind problemen laten zien. Op school, maar ook in gedrag en op sociaal gebied. En dat soms nog tot jaren na de scheiding. Waar komen deze verschillen in ontwikkeling vandaan? Met haar onderzoek 'Gezinsrelaties na scheiding' wil orthopedagogeRianne van Dijkvan de Universiteit Utrecht deze vraag beantwoorden, en zo een belangrijke brug slaan tussen wetenschap en praktijk.
Van Dijk: "De kennis die we inmiddels hebben vanuit de praktijk, willen we graag onderbouwen en uitbreiden middels wetenschappelijke gegevens." Het is dus allerminst een zeldzaam fenomeen, maar toch zijn er nog onduidelijkheden over het verschil in beleving en verwerking van een scheiding bij kinderen. Van Dijk: "Wel weten we dat kinderen van gescheiden ouders meer risico lopen op het ontwikkelen van problemen vergeleken met kinderen van ouders die niet uit elkaar gaan." Ook is bekend dat ruzie tussen ouders, evenals ouderlijke stress en/of een verminderde opvoeding, een belangrijke rol speelt bij hoe een kind zich ontwikkelt na scheiding. "Er is echter een groot aantal factoren waar wetenschappelijk nog weinig over bekend is. Denk daarbij aan co-ouderschapskwaliteit, de rol van broers en zussen en zelfverwijt van kinderen.”
Alle gezinsleden
Voor het onderzoek zoekt Van Dijk gezinnen waarvan de ouders korter dan 6 maanden geleden uit elkaar zijn gaan wonen, of waarvan de ouders binnenkort uit elkaar gaan. Daarnaast dient het gezin te bestaan uit een of meer kinderen in de leeftijd van 8 tot 14 jaar oud. Ouders hoeven niets samen te doen tijdens het onderzoek, maar het is wel van belang dat beide ouders meedoen. “Zodoende kunnen we beter leren begrijpen hoe ouders en het kind of de kinderen met elkaar omgaan kort na een scheiding. Hierbij wordt voor het eerst gekeken naar de rol van alle gezinsleden en hun onderlinge relaties."
Dagboekapp
De Utrechtse promovenda zal de gezinnen tot twee jaar na de scheiding volgen. "Een aspect van ons onderzoek bestaat uit een dagboekApp die kinderen twee weken bijhouden op hun tablet of smartphone. Hierin kunnen zij aan de hand van vragen van ons anoniem hun ervaringen kwijt. Naast de dagboekApp vullen kinderen een vragenlijst in tijdens ons huisbezoek en doen ze samen met hun vader of moeder een korte taak. Eerder onderzoek van ons naar scheidingen leert dat de meeste kinderen het leuk of zelfs fijn vinden om mee te doen aan dit soort onderzoek."
Moeilijke periode
Van Dijk geeft aan dat het misschien niet eenvoudig is om mensen in deze periode van hun leven te bewegen deel te nemen aan een onderzoek. Maar om zowel ouders als kinderen in de toekomst beter bij te kunnen staan, en bestaande en nieuwe ondersteuningsprogramma’s te verbeteren, zijn deze gezinnen onontbeerlijk. "Hoe meer zicht we krijgen op hoe een gezin zich aanpast na een scheiding, des te beter kunnen we uitspraken doen over wat kinderen en ouders kan helpen tijdens en na deze soms moeilijke periode."
Deelname aan Van Dijks onderzoek kan via het aanmeldformulier
op de website van ‘Gezinsrelaties na scheiding’. Deelname aan dit onderzoek is geheel vrijwillig. Alle onderzoeksgegevens van gezinnen blijven volstrekt vertrouwelijk en worden anoniem verwerkt.
Bron: Universiteit Utrecht/uu.nl