Sinds half oktober is in Museum Catharijneconvent de tentoonstelling In de ban van de middeleeuwen te zien. Conservator middeleeuwen René de Kam kwam pas binnen bij het museum toen de tentoonstelling al in de steigers stond. Maar het bood hem wel de gelegenheid om snel een deel van de middeleeuwse collectie van het museum goed te leren kennen.
Toen René de Kam in juni van dit jaar als conservator middeleeuwen bij Museum Catharijneconvent begon, was men daar al druk bezig met de voorbereidingen van de tentoonstelling In de ban van de middeleeuwen. 'Het verhaal was er, de objecten waren al gekozen en de vormgeving was klaar. Ik heb samen met publieksbegeleiding nog wel naar de definitieve versie van de teksten gekeken en de interviews gedaan die je kunt horen op de tentoonstelling.'
Kende je de vier verzamelaars al waar de tentoonstelling om draait?
'Soms wel, soms niet. Ik kende Etienne baron van Zuylen van Nijevelt van naam uit mijn tijd bij de afdeling Erfgoed bij de gemeente Utrecht. Vanaf 1892 had Etienne de kasteelruïne van De Haar samen met zijn vrouw Hélène de Rothschild laten herbouwen als een ode aan zijn belangrijke laatmiddeleeuwse voorouders. Ruim een eeuw later was er echter een grondige restauratie nodig, en daar waren mijn toenmalige collega’s van Erfgoed bij betrokken. Huis Bergh kende ik alleen van het omringende landgoed omdat daar een prachtige klompenwandeling doorheen loopt. Het kasteel zelf was toen ik er was helaas gesloten. Van de priester Gerard van Heukelum had ik wel gehoord door zijn belangrijke rol die hij in het negentiende-eeuwse Utrecht heeft gespeeld.'
De verzameling van Van Heukelum vormt tegenwoordig een belangrijk deel van de collectie van Museum Catharijneconvent. Hoe is de keuze op die andere verzamelaars gevallen?
'Kasteel de Haar bezit een aantal hele mooie middeleeuwse werken. Zo heeft het echtpaar Van Zuylen-De Rothschild op aanraden van de architect Pierre Cuypers een vijftiende-eeuws middenpaneel van een altaarstuk van de Spaanse schilder Joan Reixach gekocht. Het paneel is recent gerestaureerd en De Haar wilde het daarna graag voor het eerst tonen in het Catharijneconvent. Zo ontstond het idee voor deze tentoonstelling en zijn er ook andere stukken uit de collectie van het kasteel gekozen. Aangezien Kasteel Huis Bergh gesloten zou zijn voor een grote verbouwing, stond de kunst die Jan Herman van Heek verzamelde, tijdelijk ergens anders opgeslagen. Dat was een mooie gelegenheid om belangrijke stukken daarvan in het Catharijneconvent te tonen. Zo kwamen we dus bij de tweede verzamelaar. Bovendien was er een mooie Utrechtse connectie: in 1919 kocht Jan Herman van Heek de gehele collectie van de in dat jaar overleden neogotische kunstenaar Friedrich Wilhelm Mengelberg die op de Maliebaan woonde. Van Heek wilde deze belangrijke collectie middeleeuwse kunst zo voor Nederland behouden.'
Wat is kenmerkend voor deze drie collecties?
'Ze bestaan voor een groot deel uit belangrijke middeleeuwse kunst, maar zijn om verschillende redenen tot stand gekomen. Van Heukelum begon van deze vier als eerste te verzamelen. Hij was samen met de in 1868 benoemde aartsbisschop Andreas Schaepman, op zoek naar een nieuwe identiteit voor de katholieken. Ze grepen daarbij terug op de periode vóór de Reformatie, oftewel de middeleeuwen. Die interesse viel mooi samen met de Romantiek die in de eerste helft van de negentiende eeuw opkwam en waarin de middeleeuwen werden geïdealiseerd. Via Van Heukelum heb ik als nieuwe conservator gelijk kennis gemaakt met de middeleeuwse collectie van het museum. Hij heeft overigens veel meer verzameld dan wat er te zien is op de tentoonstelling, zoals bijzonder ivoor, de prachtigste boeken en heel veel beelden. Van Heukelum is heel belangrijk geweest voor het behoud van de middeleeuwse kunst in Nederland. Museum Catharijneconvent heeft dankzij hem misschien wel de belangrijkste collectie middeleeuwse kunst in Nederland. Kenmerkend voor de collectie van Van Heukelum is de focus op religieuze werken, zoals de prachtige handschriften, getijdenboeken en religieuze gewaden. Zo hebben wij de koorkap van de Utrechtse bisschop David van Bourgondië uit omstreeks 1460.
Twee agenda's
'Van Heukelum had twee agenda’s als het ging om wat hij verzamelde. Zo waren de meeste werken bedoeld voor het door hem opgerichte Aartsbisschoppelijke Museum dat in 1872 de deuren opende aan de Nieuwegracht. Maar de kunst was ook bedoeld als voorbeeld voor de katholieke kunst van dat moment: de neogotiek. Bij baron Etienne van Zuylen, die was getrouwd met zo ongeveer de rijkste vrouw van Frankrijk, Hélène de Rothschild, ging het veel minder om de religieuze betekenis van de werken. Hij wilde vooral indruk maken met zijn verzameling. Tijdens de vele reizen die het echtpaar maakte, namen ze allerlei kunstvoorwerpen mee. Voor de middeleeuwse stukken lieten zij zich bij hun aankopen vaak adviseren door de beroemde architect Pierre Cuypers. Die hield in de gaten wat er op de markt werd aangeboden. Maar dat Etienne anders naar middeleeuwse kunst keek dan Van Heukelum, blijkt wel uit het feit dat de baron er niet voor terug deinsde om een stuk van een altaarstuk af te zagen als het niet boven zijn bed paste.'
'De textielfabrikant Jan Herman van Heek was protestant. Hij kocht rond zijn veertigste het van oorsprong twaalfde-eeuwse Huis Bergh bij 's-Heerenberg in Gelderland en begint niet lang daarna ook kunst te verzamelen. Na lang wikken en wegen koopt hij in 1919 de collectie Mengelberg op na diens overlijden. Dat gaat om een behoorlijk bedrag maar hij heeft dan ineens een collectie van bijna 200 stukken die met zorg door Mengelberg bij elkaar waren gezocht. Van Heek was een verzamelaar die middeleeuwse kunst vooral voor Nederland wilde behouden. '
Vormt de verzameling van Van Heukelum de kern van de middeleeuwse verzameling van Museum Catharijneconvent?
'Als je in de collectie van het museum zoekt, kom je inderdaad heel vaak de afkorting abm tegen, wat staat voor Aartsbisschoppelijk Museum. En dat is dus vrijwel allemaal door Van Heukelum en Schaepman verzameld. Deze verzameling is eerst in 1872 ondergebracht in het Aartsbisschoppelijk Museum in Huis Loenersloot aan de Nieuwegracht. Vervolgens is het omstreeks 1920 naar het Centraal Museum verhuisd. In 1979 opende Museum Catharijneconvent de deuren waar toen ook de collectie van het Aartsbisschoppelijk Museum onderdeel van werd. Ik ben in zekere zin de collectie dus achterna verhuisd.'
Je bent hier aangesteld als conservator middeleeuwen. Ben je ook een liefhebber van de middeleeuwse kunst?
'Als ik in het buitenland ben, dan ga ik altijd op zoek naar middeleeuwse kunst. Ik ben ook dol op cisterciënzer abdijen. De basiliek van Vezelay is mijn meest favoriete plek op aarde.'
Wat trekt je aan in de middeleeuwse kunst?
'Ik ben protestants opgevoed en heb de liefde voor dergelijke kunst niet van huis uit meegekregen. Maar ik vind bijvoorbeeld de eenvoudige vormen en architectuur van de cisterciënzer abdijen prachtig. Heel basaal maar daarom juist zo ontzettend mooi. En ik houd ook ontzettend van de middeleeuwse beeldhouwkunst. Die komt op de een of andere manier heel hard bij mij binnen. Zoals bijvoorbeeld het beeld van de Meester van de Stenen Vrouwenkop dat nu in de refter van het museum staat. Maar dat geldt ook voor de prachtig Madonna met kind van de Meester van Badia a Isola uit Siena, die op de tentoonstelling is te zien en nog al Byzantijns aandoet. '
Welke schilderij op deze tentoonstelling is je favoriet?
'Ik vind het schilderij waar Jezus zijn kruis bestijgt via een ladder terwijl Maria hem nog probeert tegen te houden erg mooi. Het is juist door die handeling van Maria een ontroerende en menselijke scene geworden.'
Heb je bij de voorbereiding van deze tentoonstelling een goed beeld gekregen van de collectie van Museum Catharijneconvent?
'Het was een spoedcursus, maar ik moet ook nog veel ontdekken. Het gaat in ieder geval om een heel bijzondere collectie! Van Heukelum had echt een goede kijk op wat kwaliteit was. En hij heeft echt veel bijzondere stukken weten te verwerven. '
Ben je inmiddels ook al bezig met de volgende tentoonstelling?
'Ja er zijn allerlei plannen voor na de heropening van het museum in 2028, zoals een tentoonstelling over de Noordzee als verbinder in het verspreiden van middeleeuwse kunst. De eerste gesprekken zijn al gevoerd en binnenkort ga ik naar IJsland om daar verder over te praten en dat is natuurlijk supercool. Als het museum begin 2026 voor twee jaar dichtgaat is er genoeg te om aan te werken. Zo liggen er ook plannen voor een nieuwe collectiecatalogus. Genoeg te doen dus, en daar heb ik zin in!'