
Vannacht om twaalf uur heeft de 50-jarige weduwe M.D. uit Utrecht onder druk van de opeenstapeling van bewijzen, bekend dat zij de 62-jarige kruidenierster mej N. de Groot, woensdagmiddag met een betonbeitel op de schedel heeft geslagen en daarna uit een open doos achter de toonbank geld heeft weg genomen. Dat meldt het Utrechtsch Nieuwsblad, op de voorpagina, op donderdag 28 oktober 1965.
De vrouw beweert dat er f 300,- in de doos zat; van dit geld heeft zij te twee uur, dus vlak na de moord, een deurwaarder f 280,- betaald in mindering van een huurschuld. De vrouw, weduwe van een timmerman, had meer schulden en verkeerde in grote financiële nood.
De Utrechtse recherche is op het spoor van verdachte gebracht door de verklaring van de 14-jarige Mia R., leerlinge van het christelijk lyceum, die te kwart over een in de winkel kwam om twee pennywafele te kopen. Zij zag de weduwe van de timmerman toen in gesprek met de winkelierster. Toen haar vader, een Utrechtse politieman, te vijf uur 's middags thuis kwam en vertelde dat de kruidenierster was vermoord, vertelde het meisje direct dat zij een vrouw op dat tijdstip in de winkel trof. Het meisje kende haar en wist waar ze woonde.
De officier van justitie, mr. J.C. van den Berg, die het onderzoek leidde, verklaarde dat de politie in dit opzicht grenzeloos geluk heeft gehad omdat zij daardoor niet een grootscheeps onderzoek in allerlei richtingen hoefde op te zetten, maar direct kon uitgaan van de verklaring van de scholiere.
De benedenbuurvrouw van de kruidenierster ontdekte om tien voor half twee het slachtoffer badend in bloed, liggend op een opstapje tussen winkel en woonkamer. Zij had de tegenwoordigheid van geest enkel jongens op wacht te zetten voor de winkel en onmiddellijk de politie te waarschuwen. Toen bleek dat hier van misdrijf sprake was, werd de zaak direct grootscheeps aangepakt. Dr. Witte, plaatsvervangend directeur van het gerechtelijk laboratorium in Den Haag verrichtte in eerste instantie de sectie op het slachtoffer, later werd zijn werk overgenomen door dr. Makkink.
Elf wonden
Vast kwam te staan dat de vrouw op gruwelijke wijze is vermoord. Haar schedel was verpletterd door de slagen met de betonbeitel, het moordwapen, dat in de winkel werd gevonden. De recherche telde niet minder dan 11 zware verwondingen. Aan het voorhoofd had vrouw een wond van elf centimeter.
De Utrechtse recherche heeft direct na de verklaring van Mia R., een bezoek aan het huis van verdachte gebracht. Haar naam was bekend bij de politie, gevolg ook van het feit dat zij een strafblad heeft dat niet onbeschreven is, zij het met lichte veroordelingen.
De politie heeft omstreeks half acht de vrouw uitgebreid verhoord en haar laten vertellen wat zij die dag gedaan heeft. Zij vertelde dat zij de deurwaarder iets van de huurschuld had betaald en dat zij des middags met een van haar vier kinderen in de stad boodschappen had gedaan. Verdachte bleef toen vrij vaag in haar mededelingen en in alles wat zij verklaarde lag opgesloten dat ze niet op de Leidseweg was geweest. Onmiddellijk viel toen op dat haar verklaring niet klopte met de melding van de scholiere aan haar vader.
Om dit punt nader te onderzoeken werd de vrouw meegenomen naar het hoofdbureau. Mia R. werd naar huis gezonden om dezelfde kleren aan te trekken, die zij droeg op het moment toen zij de winkelierster in gesprek zag met verdachte. Daarna werd het meisje geconfronteerd met verdachte. De scholiere bleef bij haar verklaring maar de vrouw, die erg vriendelijk was, zei: Ik ken u wel, maar ik heb u toch vanmiddag niet gezien.
Daarna werd besloten een speurhond in te schakelen. Hiervoor werd de hond Mentor gebruikt van de rijkspolitie, van de opperwachtmeester Frijlink uit Breukelen. De politie nam de zgn. buisjesproef, waarbij een aantal personen een buisje moet aanraken. De hond Mentor had tevoren lucht genomen van het moordwapen - de betonbeitel - en verdachte was in de proef betrokken doordat zij ook een buisje had vastgehouden. De proef werd enkele malen herhaald maar de uitslag was steeds dezelfde: de hond kwam steeds terug bij het buisje, dat verdachte had vastgehouden. Een andere indicatie was voorts, dat de beitel bloedsporen vertoonde.
In het huis van de verdachte werd verder onder andere een jak gevonden, dat bespat was met bloedspatten. Een van de vier kinderen herkende de betonbeitel, die bij de moord werd gebruikt.
Bij het voortgezette onderzoek viel voorts op dat de schoenen met hoge hakken, die de vrouw droeg, bloedsporen vertoonden aan de onderkant vlak bij de voetzool.
Om twaalf uur 's nachts begon het verhoor van verdachte opnieuw, ditmaal met als uitgangspunt dat verschillende bezwarende punten tegen haar. De officier van justitie, mr. Van den Berg, leidde dit verhoor tezamen met hoofdinspecteur Trip van de recherche, brigadier Penning en rechercheur Denijs.
Aan verdachte werden vragen gesteld over haar inkomen en daarbij bleek dat zij financieel krap zaten veel zorgen had. Zij had juist een brief van een deurwaarder gekregen over de huurschuld. De vrouw beweerde aanvankelijk dat zij f 280 des morgens daarop had betaald, maar het was al komen vast te staan dat dit 's middags gebeurd was.
De vrouw heeft nog een huurschuld van 300 gulden. zij had een nieuwe tv aangeschaft en een pick-up. Het tv-toestel was al terugbetaald, maar de vierhonderd gulden aanbetaling moest nog worden voldaan. De weduwe had een inkomen van vierhonderd gulden per maand, drie kinderen brengen buiten dit bedrag nog geld in.
De reacties van de vrouw waren aanvankelijk zeer lauw, toen de officier haar vertelde, dat er een moord was gebeurd was in de winkel op de Leidseweg. Verdachte verklaarde daar niets van te weten. In deze winkel kwam zij niet, zei ze.
Men legde haar toen de verklaring van het meisje voor, de uitslag van de sorteerproef, en het feit dat juist deze betonbeitel ontbrak in de uitrusting van haar man, de bloedspatten op het jak en de schoenen. Al deze omstandigheden kon zij aanvankelijk niet verklaren.
De eerste reactie kwam pas na een klein uur, toen haar werd gevraagd hoe het bloed op de schoenen kwam. De recherche hield haar voor hoe verschrikkelijk een dergelijke moord was, waarbij op deze wijze iemand met een betonbeitel werd gedood. De reactie van de vrouw was: 'Mijn kinderen… Had ik het mezelf maar aangedaan…'
Zij verklaarde toen dat zij geen uitweg meer zag uit haar financiële moeilijkheden. Zij had des morgens de beitel in haar tas gedaan met de gedachte, dat zij iets moest doen al as het maar een ruit inslaan.
Tenslotte was zij naar de winkel van mej. De Groot gegaan. Bij haar vorig bezoek, een week geleden, had zij gezien dat deze winkelierster geld in een doos had achter de toonbank. Bij dit bezoek had de kruidenierster geklaagd dat zij het zo druk had. Er was toen over gesproken of de dochter van de weduwe M.D. niet in de zaak kon helpen.
Bij haar bezoek woensdagmiddag had verdachte eerst gevraagd om een pak koffie. Toen de winkelierster zich omkeerde om dit pak te halen en met haar rug naar de daderes stond sloeg deze toe met de beitel.
Zij is daarna over het slachtoffer gestapt om naar 't geld te zoeken dat achter de toonbank opgeborgen was. De vrouw beweert een bos met f 300 aan papieren geld meegenomen te hebben. Zij is toen direct op de fiets gestapt en naar de deurwaarder gegaan. Op dit kantoor heeft zij f 280 betaald. In de loop van de middag heeft zij met een van de kinderen nog inkopen gedaan.
Het moordwapen heeft verdachte zonder zich dit bewust te zijn in de winkel laten liggen; ook herinner zij zich niets van de aanwezigheid van het meisje. De officier van justitie wenst zich thans nog niet uit te laten over de beschuldigingen, die jegens verdachte in een officiële dagvaarding zullen worden uitgebracht. Het onderzoek wordt voortgezet.