Oog in Al is vrijdagavond enkele uren een rimboe geweest. Een plaats waar de wet van wie het sterkst is wint gold. De anders zo rustige wijk was opnieuw het toneel van de strijd die tussen twee heel verschillende groepen Utrechtse jongeren was ontbrand. Dat meldt het Utrechtsch Nieuwsblad op zaterdag 29 mei 1965.
Evenals donderdagavond oefenden een betrekkelijk klein aantal opgeschoten jongens terreur uit met fietskettingen en loden pijpen. Opnieuw vroegen de omwonenden zich af wat men kon doen tegen de menigte joelende jongelui, die met hun razende brommers de hele wijk op stelten zetten.
Donderdagavond wisten de jongens en meisjes die zichzelf Mods en Sjorsklanten noemen het al: de vetduivers zullen vrijdagavond terugkomen. Al vroeg in de avond verzamelde zij zich daar om en op het Herderplein: 'Wij zijn geen lafbekken.' Dat sommigen van hen de avond tevoren met fietskettingen waren afgetuigd was eerder een prikkel om te komen dan thuis te blijven.
Omstreeks 8 uur was het zover. Er reed een auto de straat in met 3 opgeschoten jongeren erin. Zij hadden gezichten die weinig goed beloofde. Even later reed nog een volle auto het Herderplein op. Daarna nog een paar. Uit de eerste auto stapte een boom van een kerel. Hij trok zijn jas uit en liep op de menigte Sjorsklanten toe: 'Hier zijn we.' Niemand beroerde zich. Uitdagend monsterde hij de langgerekte jongens.
En ineens was het spel aan de gang. De Sjorsklanten en Mods zetten het op een lopen. Zij hadden gezien dat de andere jongens die uit de auto's stapten niet mis te verstane argumenten onder hun jas verborgen hielden. Loden pijpen en ander wapentuig. De 'autojongens' hadden in enkele seconden het trottoir schoongeveegd. Het werd een wilde achtervolging dwars door Oog in Al. De achtervolgden vluchtten trappenhuizen, tuinen en fietsgangen in. Nergens waren ze veilig.
Een jongen die niets met de rel te doen had - hij kwam met een vriend aanlopen om naar huis te gaan - zag zich plotseling geconfronteerd met 5 opgeschoten jongens. Hij zette het op een lopen naar huis, waar zijn vader, die alles had gezien, hem stond op te wachten.
De jacht duurde voort tot in het trappenhuis. De vader maakte er een eind aan door een van de achtervolgers hardhandig weg te werken. Hoe niet werd gewaardeerd merkte hij even later, toen een vuilnisbak met kracht 't portiek werd ingesmeten.
De omwonenden zijn beu wat zij het nozemgedoe noemen. Wanneer men juist zijn tuin voor enkele honderden gulden heeft laten opknappen en dan ziet dat tientallen jongens alles plat trappen, dan is men niet meer geneigd zich lankmoedig te tonen. ook een met een fietsketting ingeslagen ruit draagt er niet toe bij de in dit soort zaken nodige objectiviteit te bewaren.
Men vroeg zich af waarom de politie niet veel hardhandiger optrad. De mening van de politie is dat de situatie meestal niet verergert wanneer zij er ook nog eens op gaat inslaan. De Utrechtse politie staat in deze mening overigens niet alleen. Ook de Amsterdamse politie meent dat men in dit soort zaken het beste een afwachtende houding kan aannemen.
Tussen de 'nozems' lopen ook kijklustigen en kinderen. Wanneer bijvoorbeeld de honden losgelaten zouden worden, zouden waarschijnlijk de verkeerden de dupe worden. De echte raddraaiers zorgen er wel voor dat zij tijdig de dans ontspringen.
Toch zijn er vrijdagavond charges uitgevoerd. Enkele van de ergste belhamels zijn naar het bureau gebracht. De buurt vraagt zich af hoe lang dit nog moet duren. De mensen verbijten zich wanneer zij zien hoe roekeloos er met de auto's en brommers wordt gereden.
In het tumult hadden vrijdagavond doden kunnen vallen. Moeten wij wachten tot het zover is?, vraagt men zich af. Men weet nu wie de leiders zijn van deze georganiseerde benden, die niets anders willen dan de andere groepen de pan inhakken. Hoe lang moet het nog duren?