De Utrechtse runnertjes, door de politie bijna dagelijks opgepakt beperken zich niet tot het 'vriendelijk' aanwijzen van een plaatsje op de drukste parkeerterreinen. De jongens brengen de vreemdelingen ook maar wat graag naar een hotel. En dat laatste keurt de heer L.C.F. Wunder, directeur van het Utrechtse VVV-kantoor, ten sterkste af. Dat meldt het Utrechtsch Nieuwsblad op dinsdag 18 augustus 1964.
Over het algemeen, aldus de heer Wunder, zijn het de mindere hotels, waar de jongens de vreemdelingen naar toe brengen. Enkele daarvan zijn niet eens bij de V.V.V. ingeschreven, omdat ze niet voldoen aan bepaalde eisen. Het valt te betreuren dat een aantal vreemdelingen een flinke fooi moeten betalen om in zo'n derderangs geval te belanden. En dat hoewel zij aan ons kantoor voor niets aan een prima hotel hadden kunnen worden geholpen.
Het maakt bovendien een vervelende indruk op de vreemdelingen dat ze omzwermd worden door jongetjes, die almaar hun hand ophouden. Maar de zaak wordt pas ernstig als de kleine geldwolven de automobilist dreigen met beschadiging van zijn wagen, als hij niet van hun diensten gebruik maakt. Menig autobezitter geeft dan maar toe, zeker als er geen agent in de buurt is.
In hoeverre de V.V.V. te lijden heeft onder de activiteiten van de runnertjes, is moeilijk na te gaan. Die kinderen zijn vlug als water. Hoeveel mensen ze naar de mindere hotels brengen, weet niemand. Er wordt vermoed dat enkele hotels runnertjes in dienst hebben om gasten aan te brengen. Dit blijft echter een veronderstelling, zei de heer Wunder.