Utrecht 60 jaar terug: het versteken van de Klaastorencarillon

13 aug , 15:19 Geschiedenis
versteken carillon
UN 13-8-1965

Daar boven in de klokkentoren, de smalle wenteltrapjes op, 't zware luik door, in een klein vertrekje vlak onder het dak waar het zo tochten kan, zijn drie mannen bezig met het versteken van het eeuwenoude carillon. De Utrechtse stadsbeiaardier Chris Bos zit met een bloknootje op de knie te dicteren, wat de twee mannen in overall (verstekelingen noemt hij ze) voor nootjes in de trommel moeten steken. Dat meldt het Utrechtsch Nieuwsblad op vrijdag 13 augustus 1965.

De trommel is een ijzeren cilinder met gaatjes, die kan worden rondgedraaid. In de gaatjes worden ijzeren stelseltjes geschroefd, de zogenaamde nootjes, die elk bij het ronddraaien van de trommel langs een hevel één toon veroorzaken.

Het is een oud systeem, dat veel weg heeft van dat van de boeken van een draaiorgel. Met dit verschil, dat de boeken kant en klaar worden geleverd aan de orgeldraaier en dat de trommel van het carillon met de hand wordt verstoken.

Nieuwe carillons hebben ook van die klare trommels, die machinaal gemaakt zijn. Ten slotte is dat veel goedkoper, want met versteken en schoonmaken zijn twee mannen wel een paar dagen bezig.

De beiaardier heeft alles al in zijn boekje staan. Hij is door 'n ervaring van meer dan 10 jaar, zo vertrouwd met carillons, dat hij gewoon thuis in zijn stoel de carillonbewerking van de melodieën opschrijft. Hij moet er dan rekening mee houden, dat hij in totaal vijfendertig klokken tot zijn beschikking heeft, dat zijn drie octaven.

Tachtig maten zitten er op een trommel, over de lengte zijn dat driehonderdtwintig gaatjes. Het ronddraaien duurt een minuut of drie. In die tijd moeten de vier melodietjes zijn uitgespeeld.

Bij het proefdraaien wordt de bedrading, het nette woord voor de spinragachtige wirwar van staaldraad die de verbinding vormt tussen de machinerie beneden en het klokkenspel boven, gecontroleerd. Het is een kreunend mechanisme, nog een trapje hoger dan de zolder waar de trommel staat en het elektrische uurwerk. Daar is een zeer tochtig vertrek met overal gaten in de vloer, waar de draden doorkomen en gaten in de zoldering, waar de draden weer door verdwijnen.

En dan eindelijk is het zover. Alles loopt soepel en de wijsjes klinken zoals de beiaardier ze thuis in zijn stoel heeft bedacht. De stad beneden moet er nog aan wennen. Over een maand weten ze niet beter, dan fluiten ze die dingetjes, zomaar ineens onder hun werk. Het 'Wijs mij het bloemen blauwe' en het 'Mama, ik wil een man hè' dat van 27 augustus af over de stad zal klinken zullen weer gauw goed in het gehoor liggen.