De
Turkse arbeiders hebben sinds zaterdag een eigen tehuis. In één der zalen
van het parochiehuis achter de st. Monicakerk, aan de Herenweg, hoek
Oudenoord, werd dit ontmoetingscentrum zaterdagavond op feestelijke wijze geopend. Dat meldt
het
Utrechtsch Nieuwsblad op maandag 7 september 1964.
De
ambassadeur van Turkije, die heer Fuat Kepenek, sprak zijn talrijke
aanwezige landgenoten, van wie er momenteel 330 in Utrecht werkzaam
zijn, toe. Hij onthulde vervolgens een portret van Kemal Pasja
Ataturk, de schepper van het moderne Turkije.
De
voorzitter van de stichting buitenlandse werknemers in Utrecht, de
heer M.J.M Ahsmann, herinnerde er bij deze gelegenheid aan dat de
stichting in 1960 al over een ontmoetingscentrum voor de Italianen
beschikte. In 1963 werd het Griekse huis geopend en in april van dit
jaar kwam het Spaanse centrum klaar.
De
stichting houdt zich ten behoeve van de buitenlandse arbeiders bezig
met voorlichting, recreatie, begeleiding, bemiddeling en de zorg voor
hun algemeen welzijn. Ze organiseert cursussen, zoals Nederlandse
lessen, ze bemiddelt tussen de buitenlandse arbeider en diens
werkgever, zijn pension, de politie of de officiële instanties, ze
geeft zowel aan de werknemer als aan de Nederlandse bevolking
voorlichting en ze zorgt voor een goede recreatie. Wat dit laatste
betreft: een Spaans en een Grieks voetbelelftal nemen nu al in
clubverband deel aan de competitie.
De
stichting wordt geholpen door adviserende leden uit het
bedrijfsleven, de gemeentelijke overheid, het arbeidsbureau en het
ministerie van maatschappelijk werk. De heer Ahsmann deelde mee, dat
binnenkort besprekingen zullen worden gevoerd over deelneming van de
plaatselijke vakverenigingen aan het werk van de stichting.
In
Utrecht werken momenteel bij veertig verschillende bedrijven in
totaal 330 Italianen, 630 Spanjaarden, 770 Grieken, 330 Turken en 105
Marokkanen. In heel West-Europa werken vijf miljoen mensen buiten hun
vaderland. Nederland telt 57.000 buitenlandse arbeidskrachten.
De
manier waarop zij nu worden opgevangen en bijgestaan en de wijze
waarop de Nederlandse samenleving met hen vertrouwd wordt gemaakt, is
mede bepalend voor de sociale kaart van straks, aldus de heer
Ahsmann. Hij acht de totstandkoming van een nationaal orgaan dat
stimulerend en coördinerend op kan treden ten aanzien van
plaatselijke of regionale organen dan ook zeer urgent. We
moeten de buitenlanders niet alleen als arbeidskrachten aanvaarden,
maar ook als mens, zo zei hij.
In dit
verband merkte hij op, dat men hier niet langer buitenlandse
arbeiders kan laten werken zonder zelfs na geruime tijd
gezinshereniging mogelijk te maken. Daarom zal volgens hem, onder
meer ernstig moeten worden gepoogd om in overleg met overheid en
bedrijfsleven de huisvesting voor alleenstaande en gehuwde
buitenlandse arbeidskrachten zo adequaat mogelijk te maken.