Kweker C.J. Bakker (53) is trots op een grote kalebas, die hij in zijn tuinen aan de Vecht bij de Daalsedijk kweekte. Ondanks de slechte zomer, veel regen, weinig zon, bleek de humuslaag in dit gedeelte van Oud-Zuilen zo vruchtbaar, dat de poging om hier een enorme kalebas te kweken wonderwel is gelukt. Dat meldt het Utrechtsch Nieuwsblad op vrijdag 24 september 1965.
Met een omvang van 1 1/2 meter, een doorsnee van 55 à 60 centimeter en een gewicht van 64 pond is deze kalebas, familie van de komkommerachtige, inderdaad uitzonderlijk te noemen. De heer Bakker weet nog niet wat de bestemming is van deze eetbare vrucht. Misschien heeft men er interesse voor om de traditionele kerstveiling er mee op te sieren? Indonesische families zijn dol op kalebas en zij komen dan ook geregeld bij kweker Bakker om te zien of hij iets van hun gading heeft.
Helaas zal de stadsuitbreiding zich ook hier doen gevoelen. De tuinen van kweker Bakker zullen ten offer vallen aan de steeds verder om zich heen grijpende verstedelijking en 1 oktober zal de heer Bakker een andere functie aanvaarden, waarin hij zijn gaven op een totaal ander gebied zal kunnen laten gelden. Een strop voor de amateur-tuinders in dit deel van Utrecht, voor de plantenhandel en voor het Utrechtse publiek, dat rechtstreeks zijn groente betrok van deze tuinderij.
Op dit terrein is kweker Bakker bijna 12 jaar werkzaam. Hij woont thans in de Musketierlaan 15. Zijn vader had al een tuinderij gepacht van de familie Plomp in Oud-Zuilen. Later gingen deze gronden over naar baron Van Tuyll van Serooskerke; het is nog niet zo lang geleden dat de gemeente Utrecht het eigendom verwierf. Men heeft de heer Bakker wel een plaats aangeboden bij de gemeentediensten maar hij voelt meer voor een andere functie, waarin hij min of meer zelfstandig kan blijven. Over het hoe en waarom van deze nieuwe werkkring wil hij zich thans nog niet uitlaten.
De Vecht stroomt rustig en tevreden langs de tuinen op deze nazomerse dag. Ofschoon Bakker geen moment spijt heeft van de vele jaren, die hij in deze omgeving doorbracht is er toch ook iets van deze berusting en kalme aanvaarding terug te vinden in zijn nabeschouwing over deze periode van zijn leven. Hij betreurt het niet dat met het verdwijnen van deze tuinen een einde komt aan zijn kwekerschap. Het past niet in zijn levensfilosofie om lang te treuren over zaken, die nu eenmaal onvermijdelijk zijn…