De schade die jeugd en volwassenen aan het groen in plantsoenen, tuinen en bossen in Utrecht toebrengen loopt tegen de f 100.000. Geen wonder dat het onderhoud alleen al aan de openbare plantsoenen (bijna 300 ha) per jaar een bedrag van 1,6 miljoen gulden vergt. Dat meldt het Utrechtsch Nieuwsblad op woensdag 10 maart 1965.
Dit zei het hoofd van de plantsoenendienst van Utrecht, de heer J.P. van Alff. Hij sprak voor de afdeling Utrecht van de Nederlandse vereniging van huisvrouwen in het Erasmushuis aan de Oude Gracht te Utrecht.
Utrecht telt totaal 436 hectaren aan plantsoenen, gemeenschappelijke tuinen en wieden en bossen, een oppervlakte die gelijk is aan veertig maal het Wilhelminapark. Van die 436 ha is 150 ha grasgazon en 80 ha speelweide (of tachtig voetbalvelden, want een voetbalveld met alles er op en er omheen is een hectare).
De heer Van Alff sprak tegenover de in niet zo grote getale opgekomen leden van de Nederlandse vereniging voor huisvrouwen zijn angst uit over de naderende lente: als de eerste zonnestralen doorbreken, kost het ons de grootste moeite om de mensen duidelijk te maken wat wel of niet mag. Want als iedereen het voorjaar in het hoofd heeft, vergeet men plotseling alle ver- en geboden. Via zijn gehoor vroeg hij het Utrechtse publiek om de noodzakelijke medewerking voor het in standhouden van het onmisbare groen in een bijna volgebouwde stad als Utrecht.