De ontmanteling van het bedrijf van N.V. Chemische Fabriek Wed. P. Smits & Zn. aan de Hogelanden is op het ogenblik in volle gang. De directie laat in de hallen de machines demonteren en wegbrengen, de jeugd buiten is begonnen aan de afbraak van de gebouwen. Dat meldt het Utrechtsch Nieuwsblad op woensdag 28 juli 1965.
Half september verwacht de directie de oude fabriek leeg te kunnen leveren aan de gemeente. Dan wordt de sloophamer erin gezet om daarna het terrein zo vlug mogelijk bouwrijp te maken voor woningbouw.
De productie is enige tijd geleden al gestaakt. Beenderen werden sinds 1964 al niet meer aangevoerd. Die gingen naar Vuren aan de Waal waar inmiddels een modern fabriekscomplex is verrezen. Het enige wat de laatste manden in de fabriek in Utrecht nog werd geproduceerd was lijm uit vlees-, vet- en beenderschroot.
Maandag 9 augustus - na de fabrieksvakantie - wordt in de nieuwe en naar verzekerd wordt reukvrije fabriek in Vuren de productie weer volop ter hand genomen. Utrecht is dan voorgoed de fabriek kwijt die de laatste jaren letterlijk in een steeds kwadere reuk kwam te staan.
Voor de nu vakantie hebbende jeugd uit de omgeving Lauwerecht en het Staatsliedenkwartier is het steeds kaler wordende fabrieksterrein een niet te versmaden speelterrein. Zij klimmen er op de daken van de loodsen, iets wat lang niet altijd zonder gevaar is, meten hun krachten met de oude balken, halen dakpannen weg en gooien ramen in. Af en toe worden zij wel weggejaagd, maar het terrein biedt op het ogenblik zoveel mogelijkheden om erop te komen dat het meestal niet lang duurt of er lopen opnieuw joelende kinderen op daken van loodsen.
Het bedrijf aan de Hogelanden heeft sinds 1827 in Utrecht gestaan. De fabriek werd gesticht door de heer Visser met het doel er beenderkool te fabriceren. Dit product wordt nog steeds gebruikt als filtermateriaal bij de raffinage van suiker. De plaats van vestiging werd gekozen aan de Vecht, omdat het gemakkelijk zou zijn de producten per trekschuit naar Amsterdam, Rotterdam, Dordrecht en Utrecht te transporteren.
De zaak werd in 1838, na het overlijden van de heer Visser, overgenomen door de heer P. Smits. Na diens overlijden in 1853 kwam het bedrijf in handen van zijn weduwe en zoon. Sindsdien draagt de fabriek ook de naam Chemische Fabriek Wed. P. Smits & Zn.
De Utrechters hebben het bedrijf leren kennen als een fabriek die allesbehalve reukloos was. Wanneer de wind naar het noord-westen draaide zei men in de binnenstad tegen elkaar: We ruiken de beenzwart, er zal wel gauw regen komen.
De oorzaak van de stank was te wijten aan het niet snel kunnen verwerken van de steeds groter wordende beenderenaanvoer. Speciaal op warme dagen hadden de omwonenden last van de fabriek. Dan moesten de ramen dicht omdat er grote zwermen vette vliegen zich op de huizen zetten.
Van overlast is nu geen sprake meer. De stank en de vliegen behoren tot het verleden. Daarom is van sommige huizen in de omgeving ook de vlag uitgestoken toen de productie werd gestaakt.