Utrecht
is in de afgelopen vier jaar overstroomd door een groot aantal
buitenlanders, die wel of niet op contractbasis hier zijn komen
werken. Na een schuchter over de drempel stappen van een klein
groepje Italianen volgden snel grotere groepen Italianen,
Spanjaarden, Grieken, Turken en Marokkanen. Bij elkaar wonen en
werken nu ongeveer 2000 vreemdelingen in Utrecht. Dat meldt het
Utrechtsch Nieuwsblad op zaterdag 28 november 1964.
Vanzelfsprekend
brachten al die afgezanten van zuidelijke naties eigen aparte
problemen mee. Een algemeen en veelomvattend vraagstuk is de
taalbarrière. Moeilijkheden met het werk, met collega's, met bazen,
met hospita's, met meisjes zijn gevolgen van het elkaar niet
begrijpen en verstaan.
Dat
was een van de redenen waarom men in de tweede helft van 1960 in
Utrechtse rooms-katholieke kring bij de komst van de eerste groep
Italianen behoefte voelde deze buitenlanders op te vangen. Het is de
start geworden van een kleine, nog in volle groei zijnde organisatie:
de Stichting bijstand buitenlandse werknemers, gevestigd aan het
Domplein 10.
Directeur
van deze in april in het leven geroepen stichting is mr. L.S.J. Buis
(31), terzijde gestaan door Griek-sociaal werker-tolk A. Dimitriadis.
Voorzitter van het bestuur is de heer M.J.M Ahsmann, organisator in
hart en nieren, en als zodanig verbonden aan Herwonnen Levenskracht,
een onafhankelijke instelling van het Nederlands Katholiek Vakverbond
voor zieken.
De
belangrijkste taken van de stichting liggen op het terrein van het
onderhouden van contacten met de buitenlandse werknemers en met de
bedrijven waar zij werken. Het werk wordt gesubsidieerd door
gemeente, rijk en bedrijven.
Met
de Italianen en Spanjaarden heeft men om verschillende redenen weinig
last: de Italianen zijn al geruime tijd in ons land. Zij spreken een
behoorlijk mondje Nederlands. De Spanjaarden zijn meestal getrouwd.
Zij wonen hier met vrouw en kinderen. Evenals de Italiaanse werkers
zijn de Spanjaarden geschoold en al in hun land geselecteerd en
gecontracteerd.
De
Grieken komen op eigen gelegenheid naar Nederland. De hier nu
werkende groep heeft eerst in de mijnen in België gewerkt. De mening
dat deze Grieken in hun land tot de minst ontwikkelde en de meest
asociale groep behoren is niet waar, aldus de heer Buis. Het zijn
jonge, ondernemende lieden die zich vrijwillig in het avontuur hebben
gestort. Op goed geluk komen zij naar Nederland, omdat het ze in de
Belgische mijnen niet bevalt. Dat er wel eens een Griek wordt
gegrepen omdat hij een fiets heeft gestolen betekent nog niet dat
alle Grieken in Utrecht doorlopend fietsen stelen.
De
Turken vinden het in Nederland prachtig. Zij schrijven hun familie,
kennissen en vrienden enthousiaste brieven over het prachtige leven
dat zij in Nederland leiden. Alleen begrijpen de Turken bitter weinig
van de sociale verhoudingen en van hetgeen er allemaal van hun loon
wordt ingehouden.