Elke dag rijden ze uit, de mannen van de bereden afdeling van de politie. En niet meer zoals in het begin nemen ze alleen de buitenwijken. Ook de binnenstad komt nu aan de beurt. Dat meldt het Utrechtsch Nieuwsblad op vrijdag 6 augustus 1965. Hun vier vossen zijn aan 't drukke verkeer gewend.Ze zijn na zo'n kleine drie maanden volledig 'ingespeeld' in Utrecht.
De politie te paard begint zo langzamerhand een vertrouwd beeld te worden in de stad. Het publiek kent ze nu: die slanke bruine paarden. Het kent ze niet alleen, maar het heeft er ook ontzag voor.
Adjudant G. Rap die de scepter over de nieuwe afdeling zwaait, zegt 'Als je ergens bij grote drukte het publiek in toom moet houden heb je meer aan een paard dan aan een motor of een auto. De mensen zijn echt wel een beetje benauwd voor zo'n groot dier. Ze doen precies wat je zegt. In de periode van de relletjes op het Herderplein hadden we onze paarden nog te kort. Anders zouden we ze beslist hebben ingezet.'
Adjudant Rap komt van het platteland. Hij weet van huis uit veel van paarden. Daarom heeft hij de leiding van de politie te paard gekregen. 'Deze afdeling is voorlopig gepland op tien mensen en acht paarden. We hebben nu zes mensen en vier paarden. Nog dit jaar komen de ontbrekende vier mensen en vier paarden er bij,' vertelt hij. 'Ik heb gehoord dat ze ook naar een schimmel zijn wezen kijken. Ik zou het fijn vinden als ze die kochten.'
Er is onder de Utrechtse politiemannen grote animo voor de bereden afdeling. Uit 't grote aantal liefhebbers kan een zorgvuldige selectie gemaakt worden. En toch zijn er van de huidige zes leden van de ploeg maar twee die al konden paardrijden. De overige vier hebben het geleerd bij de bereden brigade van de rijkspolitie in Bilthoven. Daar ook werden de paarden afgericht.
De ploeg van zes bestaat uit vijf hoofdagenten en brigadier Th. van Mourik. Ze zijn voor het 'werken' met de paarden geheel vrijgemaakt. Dat mag ook wel, want met zo'n 4 1/2 à 5 uur rijden en de verzorging van de dieren is de dag volledig gevuld.