Utrecht 60 jaar terug: Anton Geesink traint in Tokio

Foto: UN

Anton Geesink verblijft begin 1961 in Tokio om zich daar met de beste judoka’s van Japan voor te bereiden op de strijd om het Europees kampioenschap en de wereldtitel. Over zijn belevenissen in Tokio schreef hij een artikel dat op vrijdag 10 februari 1961 verscheen in het ‘Utrechtsch Nieuwsblad’.

Geesink schrijft allereerst over de vermoeiende reis. Hij reisde eerst naar Singapore en moest daar een paar dagen wachten om vervolgens via Bangkok naar Tokio te vliegen. Zowel in Singapore als Bangkok was het volgens hem vreselijk warm en duur. ‘In Singapore betaalde ik dertig gulden voor een nacht slapen en in Bangkok zeventig voor twee dagen. Dat was alleen de prijs voor de hotelkamer, eten kon er voor dat geld niet vanaf.’
In Tokio logeert Geesink bij zijn vriend en Utrechter Adri van Haaften die al een jaar of vijf in Japan werkt. De dag na zijn aankomst gaat Geesink meteen trainen in de Kodokan, het hoofdkwartier van de judowereld. ‘Het is daar nog steeds het oude liedje. Als ik aan het werk ben stopt iedereen om te gaan kijken en daar moet ik niets van hebben. In de dojo van de politie is het beter. Daar let geen mens op me en er wordt veel harder ‘geknokt’.’
Geesink schrijft dat hij nu wel echt merkt wat je in Nederland te kort komt om aan de top te blijven. Als hij ’s avonds bij Van Haaften thuis is, voelt hij zich net als een beginneling, die voor het eerst aan sport heeft gedaan. ‘Mijn hele lichaam doet pijn en dit betekent dus, dat ik deze training broodnodig had. Ik hoop hier daarom zo lang mogelijk te kunnen blijven, al kost het het me dan heel wat geld.’
Geesink beschrijft zijn dagindeling. ’s Morgens rijdt hij met Van Haaften mee naar de politiedojo waar hij van tien tot twaalf traint. Van de politiedojo gaat hij te voet naar de Kodokan. Onderweg eet hij een hapje en gaat een poosje in een park zitten om uit te rusten. Om drie uur is hij in de Kodokan, waar hij behoorlijk zijn best doet, schrijft hij. Om zes uur pikt Van Haaften hem op om naar huis te gaan. ‘En dan ben ik echt goed moe en duik vroeg onder de wol.’
Als Geesink de brief schrijft heeft hij er een week van hard trainen op zitten. ‘Ik heb in die tijd met heel wat judogeweldenaars gewerkt, onder andere de Japanse politiekampioen en “kenshusei-judogka’s, dat zijn de 25 sterkste competitiemannen van Japan, allemaal vierde en vijfde dans.’
Tot nu toe heeft Geesink zijn tegenstanders behoorlijk kunnen hebben. ‘Maar toch krijg ik zo nu en dan een spetter van een worp en die is dan wel zo vreselijk hard, dat het lijkt of je door de vloer heen wordt gesmeten…’
Maar als Geesink in Holland terug is, dan heeft hij in ieder geval weer heel wat bij geleerd, schrijft hij. ‘Want in de politiedojo krijg ik les van Sampei Asami, een achste dan en één van de beste leraren die er is.’
Maar een enkele keer slaat Geesink ook weleens een training over om een middag wat anders te gaan doen. Zo is hij met een Amerikaanse gewichtheffer gaan kijken naar de opnames van de film ‘My Geisha’, waar onder andere Robert Cummings, Yves Montand, Edward G. Robinson, Shirley Maclaine en Yoko Tani aan meewerken. ‘Op een gegeven ogenblik stonden wij tussen Yves Montand, Edward G. Robinson en Shirley Maclaine in. En maar een gezicht trekken of ik er alles van wist! Enfin, u krijgt de groeten van filmster Anton Geesink…’

Cookieinstellingen