De geschiedenis van Utrecht: de Gouden Middeleeuwen

Foto: pixabay

Na het vertrek van de Romeinen uit Utrecht brak hier een rustige en welvarende periode aan. De welvaart kwam met name voort uit de handel in graan dat met schepen over de Rijn werd vervoerd. De laatste tijd wordt deze periode dan ook aangeduid als de Gouden Middeleeuwen.

Na het vertrek van de Romeinse troepen uit Utrecht nam het bevolkingsaantal sterk af. Maar niet iedereen vertrok. Het oude Romeinse fort Trajectum op het Domplein was aan het begin van de vijfde eeuw bewoond. In 1981 en 1982 werden er graven gevonden op het Pieterskerkhof. In twee van de drie aangetroffen graven bleken jongens te liggen, waarvan de oudste elf jaar was geworden en de andere een jaar of tien. Beide jongens hadden bijzondere vergelijkbare grafgiften meekregen, waaronder een glazen kommetje, een ijzeren werpbijl, een mes, een benen kammetje en een vuurslag. Van een leren riem was alleen de bronzen gesp bewaard gebleven. Ze zijn ergens tussen 410 en 450 na Christus begraven.
Van de opvallend grote werpbijlen van 16 en 18 centimeter die in de graven lagen, zijn alleen in Keulen vergelijkbare exemplaren in kindergraven gevonden. Daar ging het om kinderen van hoge komaf, één kind was zelfs van koninklijke bloede. Ook de Utrechtse kinderen zullen tot de hogere sociale kringen hebben behoord. Misschien maakten ze deel uit van een Frankische elitegroep die het machtsvacuüm opvulde dat de Romeinen achterlieten.
Ook in Leidsche Rijn nam het aantal inwoners na het vertrek van de Romeinen waarschijnlijk af, om in de vijfde eeuw alweer toe te nemen. In de zevende en achtste eeuw was het gebied in Leidsche Rijn zelfs dichtbevolkt te noemen en was er bijna op elke kilometer van de Rijnoever wel bewoning. Zo zijn in 2007 bij de Wilhelminalaan in Vleuten sporen gevonden van een nederzetting die omstreeks het jaar 500 ontstond en drie eeuwen lang bewoond bleef. Het ging om landbouwers, die ook schapen hielden. Ook waren er ambachtslieden in het dorp, die ijzer smeedden. De bewoners hadden ook eigen schepen. In 2016 is vlak bij de nederzetting een negende-eeuws wrak gevonden dat als oeverbescherming was hergebruikt. Een paar jaar eerder was verderop ook al een schip uit de achtste eeuw gevonden dat van een grote uitgeholde boomstam was gemaakt. Het gevonden aardwerk was voor een groot deel afkomstig uit het Duitse Rijnland.
Een omvangrijke nederzetting uit dezelfde tijd is gevonden bij de aanleg van de huidige Leidsche Rijntunnel van de A2. De bewoning daarvan begon omstreeks 575 en handhaafde zich meer dan twee eeuwen lang. Ook hier ging het om boeren en ambachtslieden. De rijkdom van de vondsten laat zien dat ook deze bewoners contacten onderhielden met grote delen van Europa. Veel aardewerk kwam wederom uit het Duitse Rijnland en sommige sieraden waren in Engeland gemaakt. De vele zilveren muntjes, zogeheten sceatta’s die hier werden gevonden, duiden op handel met de Friezen.
De welvaart in deze nederzettingen kwam mogelijk voort uit de handel in graan (rogge, tarwe en haver) want in het dorp stonden opvallend veel grote, houten opslagschuren. Het graan zal met schepen over de Rijn zijn vervoerd naar de afnemers. Dat het sommige inwoners voor de wind ging blijkt uit enkele gouden hangers van een halsketting die werden gevonden. De hangers waren ingelegd met groen glas en rode almandien (of granaat): een half-edelsteen die in die tijd vrijwel altijd afkomstig was uit India en Pakistan. In het algemeen lijken de eeuwen na het vertrek van de Romeinen in deze streken vrij rustig te zijn geweest. Uit onderzochte skeletten blijkt dat de mensen in die tijd relatief gezond waren. Deze periode wordt de laatste tijd dan ook wel aangeduid met de ‘Gouden Middeleeuwen’.

Literatuur
-Bruin, Renger, René de Kam en Kaj van Vliet, Utrechts verleden in vogelvlucht (Utrecht 2017)

Lees ook:

De geschiedenis van Utrecht: de Romeinen

De geschiedenis van Utrecht: de oudste sporen van menselijke bewoning

Cookieinstellingen