Utrecht luidt noodklok over financiering jeugdzorg

26 mrt , 11:07 Zorg
utrecht dom salvatorklok

De gemeente Utrecht luidt de noodklok over de financiering van de jeugdzorg. De commissie-Van Ark, die onderzoek deed naar de hervormingen in de jeugdzorg, adviseerde het Rijk onlangs om gemeenten met terugwerkende kracht te compenseren van de helft van de tekorten in 2023 en 2024 en toekomstige bezuinigingen uit de begroting te halen. Tot op heden heeft het kabinet nog geen besluit genomen over de aanbevelingen van Van Ark. De gemeente Utrecht noemt de manier waarop de jeugdzorg dreigt te worden afgebroken zorgwekkend en onacceptabel. Dat staat in een position paper die het Utrechtse stadsbestuur naar het kabinet stuurde.

Dennis de Vries, wethouder Jeugd in Utrecht: “Tóch bezuinigen leidt tot afbraak van alle Utrechtse inspanningen om het beroep op jeugdzorg te verminderen. Het gaat ten koste van het jongerenwerk, van de buurtteams en van alle andere preventieve maatregelen die we in Utrecht treffen. Allemaal maatregelen uit de hervormingsagenda van Rijk en gemeenten, die in de praktijk blijken te werken. Daarmee spant het kabinet het paard achter de wagen en zijn we tien jaar na invoering van de Jeugdwet terug bij af.”

Preventie

In Utrecht wordt sinds 2015 relatief veel geïnvesteerd in de pedagogische basis: de ouders en kinderen, de buren, de medewerker op de kinderopvang, de leerkracht op school, de sporttrainer, de jongerenwerker maar ook de ouder in de buurt die op andere kinderen let. De gedachte is dat zij er samen voor zorgen dat kinderen kansrijk kunnen opgroeien en alledaagse problemen het hoofd kunnen bieden. Op deze manier kunnen veel hulpvragen in de directe omgeving van kinderen en jongeren worden opgelost. Vaak liggen deze oplossingen buiten de jeugdhulp, omdat grondoorzaken bijvoorbeeld gaan over geldzorgen thuis, woningnood of mentale problematiek van ouders.  

Uit onderzoek blijkt dat deze preventieve aanpak  – waarmee Utrecht vooruitloopt op de uitvoering van de Hervormingsagenda Jeugd – werkt. CBS-cijfers laten zien dat in Utrecht beduidend minder jeugdhulp met verblijf of jeugdbescherming nodig is. Daarnaast wijst Cebeon-onderzoek uit dat de Utrechtse uitgaven op individuele en specialistische jeugdhulp in de afgelopen jaren lager zijn (geweest) dan bij andere gemeenten. 

Financiële problemen

Toch voorziet Utrecht – net als andere gemeenten – grote financiële problemen. Hoewel de vraag naar jeugdhulp in Utrecht íets afbuigt, is van een daling zeker geen sprake. Bovendien worden zorgtrajecten steeds complexer, langer en duurder. Die toenemende kosten worden niet gecompenseerd in het Gemeentefonds. Het Rijk belegt meer en meer taken op lokaal niveau, maar stelt daar geen financiële middelen voor beschikbaar. 

De Vries: “In deze context is de aangekondigde taakstelling volstrekt onhaalbaar, juist omdat de bezuinigingen moeten komen uit maatregelen die Utrecht al heeft ingevoerd – niet alleen de investeringen in de pedagogische basis, maar bijvoorbeeld ook collectief en groepsgericht werken. Het vet is van de botten. Er is eenvoudigweg geen ruimte meer om méér bezuinigingen in te boeken, zonder dat we door de ondergrens zakken.  

De gemeente roept het kabinet op om de eerdere tekorten te compenseren en de taakstelling voor de komende jaren terug te draaien. Daarnaast vindt de gemeente dat de aanpak van grondoorzaken van jeugdhulp – die vaak buíten de jeugdhulp liggen, denk bijvoorbeeld aan de prestatiedruk in het onderwijs, woonproblematiek of de toegang tot (psychische of verslavings)zorg voor ouders – minder vrijblijvend op de agenda moet worden gezet. Ook zou het Rijk actiever moeten sturen op een maatschappelijke dialoog over opvoeden en opgroeien. “Natuurlijk hebben wij als gemeente ook een rol te spelen”, zegt De Vries. “Dat doen we met overtuiging en ambitie. Maar als gemeente redden we het gewoonweg niet zonder steun van de overheid. Ik hoop dan ook van harte dat er snel een besluit komt, en dat ze de Utrechtse jongeren – en al die andere jongeren in de andere steden en dorpen – niet in de kou laten staan.”