Het ontbrak de gemeente aan voldoende middelen om Overvecht-Noord aardgasbrij te maken

29 apr , 11:13 Stadsnieuws
overvecht noord aardgasvrij
Rekenkamer Utrecht

De ambitie van de gemeente om Overvecht-Noord vóór 2030 als eerste Utrechtse wijk aardgasvrij te maken, was hoog. Het is de gemeente niet gelukt om deze ambitie waar te maken. Het ontbrak de gemeente namelijk aan voldoende geld, kennis, instrumenten (o.a. wet- en regelgeving) en doorzettingsmacht om het project met succes uit te voeren. De beëindiging van het project was daarmee voorspelbaar. Dat concludeert de Rekenkamer Utrecht, die op verzoek van de gemeenteraad onderzoek deed naar het verloop van het project.

Nederland wil in 2050 aardgasvrij zijn. Dat betekent dat alle woningen moeten overstappen op een duurzaam alternatief voor koken, warm water en verwarmen. De gemeente Utrecht kiest al in 2016 voor Overvecht-Noord als eerste Utrechtse wijk om – vóór 2030 – volledig aardgasvrij te maken. De gemeente werkt daarbij samen met Eneco, Stedin, de woningcorporaties en Energie-U.

Op 4 april 2024 wordt bekend dat de samenwerking door de gemeente en Eneco vroegtijdig wordt beëindigd. Dit besluit leidt in de Utrechtse politiek tot schriftelijke vragen en een spoeddebat. De gemeenteraad deed het verzoek aan de rekenkamer om diepgaand onderzoek te doen naar de planning, uitvoering en de vroegtijdige beëindiging van project Overvecht-Noord aardgasvrij.

Uit het onderzoek van de rekenkamer blijkt dat de gemeente vanaf de start van het project te weinig geld, kennis, instrumenten en doorzettingsmacht heeft om het project te laten slagen. De gemeente huurt kennis en medewerkers in, maar heeft niet de mogelijkheid om inwoners op basis van wetgeving te verplichten van het aardgas af te gaan. Al in een vroeg stadium gaat daarom veel aandacht naar communicatie en participatie in de wijk.

Het lukt de gemeente en Eneco om landelijke subsidies binnen te halen en ook de gemeenteraad stelt geld beschikbaar voor het project. De gemeente gaat zorgvuldig met dit geld om, maar het budget is bij lange na niet genoeg om het project te kunnen bekostigen. De rekenkamer beveelt de gemeente daarom aan om in het vervolg een projectplan op te stellen voorafgaand aan de start van een project. Zo’n plan bevat het doel van het project, een gedegen analyse van de projectomgeving (zoals de kenmerken van de wijk en de geldende wet- en regelgeving), en de onderdelen die belangrijk zijn om het kostenplaatje rond te krijgen.

Als omstandigheden meermaals veranderen, stuurt de gemeente niet bij op het doel of de planning van het project. Bijvoorbeeld wanneer landelijke wetgeving meermaals wordt uitgesteld. Of als blijkt dat bijzondere gebouwen in de wijk – zoals woonboten en bedrijfspanden – lastiger aardgasvrij te maken zijn dan gedacht. De rekenkamer concludeert dat de gemeente het project onvoldoende projectmatig heeft aangepakt en beveelt de gemeente aan in de toekomst tijdig bij te sturen of de planning aan te passen.

In de samenwerking van de gemeente met de samenwerkingspartners bestaat lange tijd onduidelijkheid over de verschillende posities, ambities, financiën en knelpunten die een belangrijke rol spelen in het project. Dat komt doordat deze punten niet direct met elkaar worden besproken en vastgelegd. Voorspelbare knelpunten en tegenstrijdige belangen komen daardoor ter sprake als het project al jaren loopt. Pas in 2023 wordt steeds meer duidelijk dat de partijen er financieel niet uitkomen. De rekenkamer beveelt de gemeente aan om bij de start van een project te bepalen wat de belangen en voorwaarden van de samenwerkingspartners zijn en hoe zij gaan samenwerken