Utrechter of Utrechtenaar: hoe zat het ook alweer?

UTRECHT – Het is één van de eerste dingen die je leert als je in Utrecht komt wonen: je zegt niet ‘Utrechtenaar’, maar spreekt van een ‘Utrechter’. Maar waarom eigenlijk ook alweer?

M. De Coster (2007), Groot scheldwoordenboek

utrechtenaar: homoseksueel. Voor het eerst vermeld door Endt (1974). Reeds in de jaren dertig werden journalisten van het Utrechts Nieuwsblad door hun hoofdredacteur verplicht niet langer het woord Utrechtenaar te gebruiken maar Utrechter. Mogelijk ligt de oorsprong van de term bij de vervolging van homo’s in de achttiende eeuw, die begon met een geval van ontucht in de Egmondskapel op de tweede verdieping van de Dom­toren. De Domstad heeft al eeuwenlang een reputatie op het gebied van sodomie. Bij de onderhandelingen over de vrede van Utrecht (in 1713), waarmee een einde moest worden gemaakt aan de al lang aanslepende Spaanse successieoorlog, namen calvinistische inwoners van de stad aanstoot aan het openlijke homoseksuele gedrag van de buitenlandse diplomaten. Sodomie zou toen welig hebben getierd. Het scheldwoord zou ontstaan zijn rond 1730, toen uit de bekentenissen van de huisbewaarder van de (indertijd deels ingestorte) Dom, Josua Wils, bleek dat er door de hele Republiek heen een netwerk van homoseksuele relaties bestond. Er volgden zeventig executies. Sinds 1999 staat er op het Domplein een homomonument om dit te gedenken. Endt denkt echter aan de uitdrukking: van achter de Dom komen. Volgens hem verwijst de hoogopstaande toren naar het manlijk geslachtsdeel. Harrebomée neemt Utrechtenaar ook op als biljartterm(!): ‘men zegt dit bij het biljarten, wanneer een bal van achteren geraakt wordt’.

Bron: Etymologiebank.nl

Cookieinstellingen