Hoogleraar pleit voor komst van de dokter-wetenschapper

Foto: CC0 Public Domain

UTRECHT – De afstand tussen onderzoekers in het laboratorium en de dokter aan het bed is onnoemelijk groot. Dat stelt kinderarts en hoogleraar Louis Bont van het UMC Utrecht, die op 20 oktober zijn oratie uitspreekt. De oplossing? Een intermediair, de ‘clinicus- onderzoekers’ die zowel de taal van de patiënt als het lab spreken.

Bont_L3 (1)Volgens Bont hebben we een probleem. “Wereldwijd sterven 230.000 kinderen aan een simpele infectie. En ondanks jarenlang onderzoek krijgen we het maar niet opgelost.” Hij heeft het over het respiratoir syncytieel virus, het RS-virus dat bij volwassenen en oudere kinderen veroorzaakt slechts een verkoudheid. Te vroeg geboren kinderen of erg jonge kinderen kunnen echter in het ziekenhuis op de intensive care terecht komen. Elke winter gebeurt dat met zo’n 150 Nederlandse kinderen. Dit is slechts het topje van de ijsberg: jaarlijks worden 1500 kinderen in het ziekenhuis opgenomen met een RSV-infectie. Later in hun leven loopt deze groep een verhoogd risico op het ontwikkelen van een chronische luchtwegaandoening, zoals astma. In ontwikkelingslanden is een RSV-infectie bovendien de op een na belangrijkste doodsoorzaak, na malaria, onder zuigelingen.

Verkeerde cel
“Laboratoria geven lang niet altijd het antwoord dat nodig is”, zegt Bont, die als kinderarts verbonden is aan het Wilhelmina Kinderziekenhuis bij het UMC Utrecht. “Zo ging bijvoorbeeld bijna tachtig procent van het onderzoek naar de afweer tegen het RS-virus over een bepaald type wittebloedcel, de lymfocyt. Maar toen goed werd gekeken in de longen van patiënten met een RS-infectie, zaten daar juist meer van een ander type, de neutrofiel.” De clinicus-onderzoeker kan volgens Bont zorgen dat de studies in het lab wel aansluiten bij de behoefte van de patiënt, door precies te vertellen wat diens problemen zijn. Andersom kan een clinicus-onderzoeker er voor zorgen dat vindingen uit het lab hun weg vinden naar de praktijk.
In het RS-onderzoek begint een dergelijk aanpak vruchten af te werpen. Recent publiceerde Bont samen met onder meer zijn studente Nathalie Mazur een artikel in het vakblad The Lancet Respiratory Medicine waarin ze de mogelijkheden beschrijven van 21 vaccins en afweeronderdrukkende middelen die de afgelopen tien jaar zijn ontwikkeld. De ontwikkeling van gekweekte minilongen, longorganoïds, samen met het Hubrecht Instituut biedt kansen om deze medicijnen te testen.

Elkaars perspectief
Al in de opleiding moet er aandacht zijn voor elkaars perpectief. Bont: “Op mijn laboratorium voor translationele immunologie weet iedere onderzoeker wat een piepende ademhaling is bij een baby. Ik laat nieuwkomers een filmpje zien zodat ze kunnen voelen wat die benauwdheid betekent voor een kindje van vier kilo. Ook de angst van de ouders wordt invoelbaar. Onderzoekers die dat gezien hebben, gaan niet meer vragen om een longbiopt. Maar ik laat ook de dokters op het lab komen en door microscopen kijken. Ze moeten elkaars taal gaan spreken.”
Bont pleit in zijn oratie voor een speciaal traject voor specialisten in opleiding die patiëntenzorg en onderzoek willen combineren. “Nu bestaat zo’n opleiding tot clinicus-onderzoeker binnen de opleiding voor medisch specialisten nog niet, of in elk geval nauwelijks. De meeste dokters willen vooral patiënten beter maken. Enkelen blijven wetenschappelijk onderzoek doen, maar dat gebeurt veelal in hun vrije tijd. Als elk jaar één student zo’n speciaal traject volgt, zou dat al prachtig zijn. Want als we niet uitkijken is er straks geen enkele dokter meer wetenschapper.”

Cookieinstellingen