SONGOFSONGS van Boogaerdt/VanderSchoot in Theater Kikker

30 okt , 12:25 Kunst & Cultuur
suzan boogaerdt en bianca van der schoot
De nieuwste voorstelling van Suzan Boogaerdt en Bianca van der Schoot is in november te zien in Theater Kikker. SONGOFSONGS is een coproductie van BVDS met Theater Rotterdam. Een interview met het makersduo over de bijzondere vorm van deze voorstelling, en hoe die is ontstaan.
SONGOFSONGS speelt zich af in een ‘video-diorama’: een enorme doos waarop videobeelden worden geprojecteerd, met drie kamers waarin we de performers zien. Hoe kwamen jullie op deze vorm?
Bianca van der Schoot: ‘We wisten al dat videobeelden belangrijk zouden zijn. En muziek. Het startpunt van de voorstelling is het Hooglied uit de Bijbel – in het Engels heet dat Song of Songs – dat uit allemaal gedichten bestaat. We dachten eraan om die op muziek te zetten en daar een soort videoclips van te maken. Daarom hadden we Otion erbij gevraagd. Hij is componist, spoken word artist, en ook danser trouwens.’
Suzan Boogaerdt: ‘Otion had onze tentoonstelling in Rotterdam gezien, daar was hij fan van, hoorden wij via via. En we zagen hem in Tijd zal ons leren, de voorstelling van Theater Rotterdam over het slavernijverleden, die hij en Romana Vrede samen hebben gemaakt. Dat vonden wij ook heel cool. Dus toen waren we fan van elkaar, en vonden we dat we moesten gaan samenwerken. We namen aan dat hij voor ons ‘songs’ zou componeren, maar hij is helemaal gaan meebewegen met onze manier van theatermaken: een voorstelling opbouwen uit verschillende elementen. Eigenlijk heeft hij één song gemaakt, een soundscape die de hele voorstelling omvat.’
Bianca van der Schoot: ‘In december vorig jaar hebben we een week vooronderzoek gedaan, met iedereen erbij. De spelers, Otion, onze vaste videomaker Rodrik Biersteker, en kostuumontwerper Lotte Goos die inmiddels alle theatrale beelden met Suzan en mij bedenkt en in elkaar knutselt. Toen kwamen we uit op dit rare bewegende schilderij. We wilden ook iets met een drieluik, dat zijn nu de kamers in dat schilderij. Er is veel klassieke kunst gemaakt over het Hooglied, en Bijbelse taferelen worden vaak in drieluiken getoond. Het verhaal wordt, net als in deze voorstelling, in fragmenten verteld.’
Suzan Boogaerdt: ‘We dachten eerst: moet het publiek niet rondom die doos zitten? Maar omdat we de videobeelden zo’n prominente plek wilden geven, was het ook lekker om het helemaal frontaal te doen. Dat was voor ons alweer even geleden. We hadden wel weer eens zin om iets te maken waarbij het publiek in het donker zit en vooruitkijkt.’
Door die dikke, bewegende verf lijken de geschilderde videobeelden te ademen. Wie bedenkt zoiets?
Suzan Boogaerdt: De verf hebben wij zelf geschilderd. Dat hebben we gefilmd en aan Rodrik gegeven. Hij komt dan met beelden waarin die verf gaat bewegen. Dat past bij wat we in de voorstelling verbeelden: dat alles bezield is, ook de dingen waarmee we ons omringen. Wij werken altijd veel met technologie, maar willen alles toch iets handgemaakts geven. Rodrik maakt voor ons geen mooie, gelikte beelden, hij moet het doen met die geverfde stukken karton. Die knulligheid vinden wij belangrijk. Die wereld die we met de projecties oproepen is, net als de theaterbeelden, niet glad en foutloos maar rafelig en vol levende materie.’
Bianca van der Schoot: ‘Wij plaatsen vaak onze eigen gestaltes in videobeelden. Meestal gebruiken we daarvoor een 3D-app: met onze telefoons scannen we menselijke figuren, die Rodrik in een videogame-omgeving zet. Deze keer hebben we gekozen voor een oldschool techniek: een greenscreen. Dan sta je voor een groen scherm dat heel makkelijk opgevuld wordt met foto’s of filmbeelden in zet, zodat het lijkt alsof je in die omgeving staat. Bij onze zie je dat dit met collage-achtig knip- en plakwerk is gedaan. Daar gaat SONGOFSONGS over: het verlangen om op te gaan in de grote, levende wereld, the animated everything. Het natuurlijke organisme van al het leven op aarde, waar we ons als mensen vaak zo buiten voelen staan. De figuren in de voorstelling proberen daar weer een onderdeel van te zijn. We wilden vooral die pòging laten zien, de oefening. Dus zie je hoe een vrouw in haar kamertje via haar internet-camera anderen uitnodigt om het onderdeel zijn van alles te oefenen. Met huishoudspullen, en zelfgeknutselde organische vormen.’
Suzan Boogaerdt: ‘Tegelijk laten we óók zien dat het zo nu en dan lukt, en de betovering daarvan. Het was zoeken naar een balans daarin. Met de spelers waren we begonnen met het verbeelden van allerlei dieren. Maar als we dat te perfect deden, raakten we de mens daaronder helemaal kwijt. Dus besloten we dat je de performers er doorheen mag zien.’
Dat is ook geestig: het ene moment verschijnt er in zo’n kamer een levenloos ding, en even later zie je dat het gaat om een speler die zijn/haar uiterste best doet om dat ding te verbeelden.
Bianca van der Schoot: ‘Dat is nou echt wat spelers van de Mime Opleiding kunnen. We werken met vier mensen die allemaal enthousiast worden van het zo geloofwaardig mogelijk verbeelden van een steen. Die dat met alle joy in hun lichaam doen. Melyn (Chow) speelt in een van de scènes een hert. De borst van dat burlende hert verbeeldt ze met haar blote rug. Mimers kunnen dat: de aanwezigheid van het dierlijke opzoeken in hun lichaam – waar leeft dit dier in mijn lijf. En dat dan zo precies mogelijk maken. Het genot daarvan is het gouden ingrediënt van deze voorstelling.’
Suzan Boogaerdt: ‘Wat in het DNA van mimers zit, is bezig zijn met het geheel van een voorstelling, en niet zozeer met hun eigen rol. Totaal ego-loos. Twee van onze spelers zijn nog maar pas afgestudeerd, en die zitten dan tachtig procent van de tijd onder een lap stof of in een bewegende buis. Maar ze leven zich daar helemaal in uit. Geweldig vind ik dat!’
Begon deze voorstelling nou bij het idee om iets met het Hooglied te doen?
Bianca van der Schoot: ‘Het begin was al veel eerder. Tien jaar geleden waren wij in Brazilië. Na een workshop daar met Susanne Kennedy hadden we een week vrij, en ik wilde naar het Amazonegebied. Naar een plek waar mensen nog begrijpen hoe de natuur werkt. Toen dacht ik: hoezo ga ik, als stadse witte Nederlander, naar het oerwoud. Wat móet ik daar eigenlijk. Dus heb ik dat niet gedaan. Later sprak ik met iemand daarover, en die zei: misschien mag je daar pas naartoe als jij snapt uit welke inheemse cultuur jij zèlf komt.’
Suzan Boogaerdt: ‘De afgelopen jaren heeft Bianca een hele studie gedaan naar westerse natuurreligies, naar de tijd toen de natuur nog een soort God was, en naar vrouwelijke Goden. Ze vond daarbij een nieuwe, feministische interpretatie van het Hooglied.’
Bianca van der Schoot: ‘Het blijkt dat ons Christendom geworteld is in een veel oudere religie, die wijdverspreid was in Europa, en voor een deel in Afrika, in Egypte. Er zijn allerlei vrouwelijke beeldjes opgegraven waarmee vruchtbaarheidsrites werden gevierd. Het Hooglied, waarvan niemand begrijpt hoe het in de Bijbel is terechtgekomen, is altijd uitgelegd als een gesprek tussen God en de mensheid. Maar volgens het eco-feminisme komt het uit die vruchtbaarheidsvieringen. De aardse levenscyclus wordt erin bezongen: de orgie van alles wat geboren wordt en weer sterft, eet en gegeten wordt. Het Christendom is op de hemel gericht, waar God en Jezus zijn. Maar om je als mens weer een onderdeel te voelen van die cyclus, moet je de grond in. I’m down in the dirt, is een zin uit een andere tekst die we gebruiken, en die Otion in de voorstelling zingt. Het Hooglied gaat over het lichaam dat ontbindt, en dat weer vruchtbare grond wordt voor nieuw leven. Dat speelt zich niet in de hemel af, maar op en in de aarde.’