De
nieuwste voorstelling van Suzan Boogaerdt en Bianca van der Schoot is
in november te zien in
Theater Kikker. SONGOFSONGS is een coproductie
van BVDS met Theater Rotterdam. Een interview met het makersduo over
de bijzondere vorm van deze voorstelling,
en hoe die is ontstaan.
SONGOFSONGS
speelt zich af in een ‘video-diorama’: een enorme doos waarop videobeelden
worden geprojecteerd, met drie kamers waarin we de performers zien.
Hoe kwamen jullie op deze vorm?
Bianca
van der Schoot: ‘We wisten al dat videobeelden belangrijk zouden
zijn. En muziek.
Het startpunt van de voorstelling is het Hooglied uit de Bijbel –
in het Engels heet
dat Song of Songs – dat uit allemaal gedichten bestaat. We dachten
eraan om die op
muziek te zetten en daar een soort videoclips van te maken. Daarom
hadden we Otion
erbij gevraagd. Hij is componist, spoken word artist, en ook danser
trouwens.’
Suzan
Boogaerdt: ‘Otion had onze tentoonstelling in Rotterdam gezien,
daar was hij fan van,
hoorden wij via via. En we zagen hem in Tijd zal ons leren, de
voorstelling van Theater
Rotterdam over het slavernijverleden, die hij en Romana Vrede samen
hebben gemaakt.
Dat vonden wij ook heel cool. Dus toen waren we fan van elkaar, en
vonden we
dat we moesten gaan samenwerken. We namen aan dat hij voor ons
‘songs’ zou componeren,
maar hij is helemaal gaan meebewegen met onze manier van theatermaken:
een voorstelling opbouwen uit verschillende elementen. Eigenlijk
heeft hij
één song gemaakt, een soundscape die de hele voorstelling omvat.’
Bianca
van der Schoot: ‘In december vorig jaar hebben we een week
vooronderzoek gedaan,
met iedereen erbij. De spelers, Otion, onze vaste videomaker Rodrik
Biersteker, en
kostuumontwerper Lotte Goos die inmiddels alle theatrale beelden met
Suzan en mij bedenkt
en in elkaar knutselt. Toen kwamen we uit op dit rare bewegende
schilderij. We wilden
ook iets met een drieluik, dat zijn nu de kamers in dat schilderij.
Er is veel klassieke
kunst gemaakt over het Hooglied, en Bijbelse taferelen worden vaak in drieluiken
getoond. Het verhaal wordt, net als in deze voorstelling, in
fragmenten verteld.’
Suzan
Boogaerdt: ‘We dachten eerst: moet het publiek niet rondom die doos
zitten? Maar
omdat we de videobeelden zo’n prominente plek wilden geven, was het
ook lekker om
het helemaal frontaal te doen. Dat was voor ons alweer even geleden.
We hadden wel
weer eens zin om iets te maken waarbij het publiek in het donker zit
en vooruitkijkt.’
Door
die dikke, bewegende verf lijken de geschilderde videobeelden te
ademen. Wie
bedenkt zoiets?
Suzan
Boogaerdt: De verf hebben wij zelf geschilderd. Dat hebben we gefilmd
en aan Rodrik
gegeven. Hij komt dan met beelden waarin die verf gaat bewegen. Dat
past bij wat
we in de voorstelling verbeelden: dat alles bezield is, ook de dingen
waarmee we ons
omringen. Wij werken altijd veel met technologie, maar willen alles
toch iets handgemaakts
geven. Rodrik maakt voor ons geen mooie, gelikte beelden, hij moet
het doen
met die geverfde stukken karton. Die knulligheid vinden wij
belangrijk. Die wereld die
we met de projecties oproepen is, net als de theaterbeelden, niet
glad en foutloos maar
rafelig en vol levende materie.’
Bianca
van der Schoot: ‘Wij plaatsen vaak onze eigen gestaltes in
videobeelden. Meestal
gebruiken we daarvoor een 3D-app: met onze telefoons scannen we
menselijke figuren,
die Rodrik in een videogame-omgeving zet. Deze keer hebben we gekozen
voor een
oldschool techniek: een greenscreen. Dan sta je voor een groen scherm
dat heel makkelijk
opgevuld wordt met foto’s of filmbeelden in zet, zodat het lijkt
alsof je in die omgeving
staat. Bij onze zie je dat dit met collage-achtig knip- en plakwerk
is gedaan. Daar
gaat SONGOFSONGS over: het verlangen om op te gaan in de grote,
levende wereld,
the animated everything. Het natuurlijke organisme van al het leven
op aarde, waar
we ons als mensen vaak zo buiten voelen staan. De figuren in de
voorstelling proberen
daar weer een onderdeel van te zijn. We wilden vooral die pòging
laten zien, de oefening.
Dus zie je hoe een vrouw in haar kamertje via haar internet-camera
anderen uitnodigt
om het onderdeel zijn van alles te oefenen. Met huishoudspullen, en zelfgeknutselde
organische vormen.’
Suzan
Boogaerdt: ‘Tegelijk laten we óók zien dat het zo nu en dan lukt,
en de betovering daarvan.
Het was zoeken naar een balans daarin. Met de spelers waren we
begonnen met
het verbeelden van allerlei dieren. Maar als we dat te perfect deden,
raakten we de mens
daaronder helemaal kwijt. Dus besloten we dat je de performers er
doorheen mag zien.’
Dat
is ook geestig: het ene moment verschijnt er in zo’n kamer een
levenloos ding, en
even later zie je dat het gaat om een speler die zijn/haar uiterste
best doet om dat
ding te verbeelden.
Bianca
van der Schoot: ‘Dat is nou echt wat spelers van de Mime Opleiding
kunnen. We werken
met vier mensen die allemaal enthousiast worden van het zo
geloofwaardig mogelijk
verbeelden van een steen. Die dat met alle joy in hun lichaam doen.
Melyn (Chow)
speelt in een van de scènes een hert. De borst van dat burlende hert
verbeeldt ze
met haar blote rug. Mimers kunnen dat: de aanwezigheid van het
dierlijke opzoeken in
hun lichaam – waar leeft dit dier in mijn lijf. En dat dan zo
precies mogelijk maken. Het genot
daarvan is het gouden ingrediënt van deze voorstelling.’
Suzan
Boogaerdt: ‘Wat in het DNA van mimers zit, is bezig zijn met het
geheel van een voorstelling,
en niet zozeer met hun eigen rol. Totaal ego-loos. Twee van onze
spelers zijn
nog maar pas afgestudeerd, en die zitten dan tachtig procent van de
tijd onder een lap
stof of in een bewegende buis. Maar ze leven zich daar helemaal in
uit. Geweldig vind
ik dat!’
Begon
deze voorstelling nou bij het idee om iets met het Hooglied te doen?
Bianca
van der Schoot: ‘Het begin was al veel eerder. Tien jaar geleden
waren wij in Brazilië.
Na een workshop daar met Susanne Kennedy hadden we een week vrij, en
ik wilde
naar het Amazonegebied. Naar een plek waar mensen nog begrijpen hoe
de natuur
werkt. Toen dacht ik: hoezo ga ik, als stadse witte Nederlander, naar
het oerwoud.
Wat móet ik daar eigenlijk. Dus heb ik dat niet gedaan. Later sprak
ik met iemand
daarover, en die zei: misschien mag je daar pas naartoe als jij snapt
uit welke inheemse
cultuur jij zèlf komt.’
Suzan
Boogaerdt: ‘De afgelopen jaren heeft Bianca een hele studie gedaan
naar westerse
natuurreligies, naar de tijd toen de natuur nog een soort God was, en
naar vrouwelijke
Goden. Ze vond daarbij een nieuwe, feministische interpretatie van
het Hooglied.’
Bianca
van der Schoot: ‘Het blijkt dat ons Christendom geworteld is in een
veel oudere religie,
die wijdverspreid was in Europa, en voor een deel in Afrika, in
Egypte. Er zijn allerlei
vrouwelijke beeldjes opgegraven waarmee vruchtbaarheidsrites werden
gevierd. Het
Hooglied, waarvan niemand begrijpt hoe het in de Bijbel is
terechtgekomen, is altijd uitgelegd
als een gesprek tussen God en de mensheid. Maar volgens het eco-feminisme
komt het uit die vruchtbaarheidsvieringen. De aardse levenscyclus
wordt erin
bezongen: de orgie van alles wat geboren wordt en weer sterft, eet en
gegeten wordt.
Het Christendom is op de hemel gericht, waar God en Jezus zijn. Maar
om je als mens
weer een onderdeel te voelen van die cyclus, moet je de grond in. I’m
down in the dirt,
is een zin uit een andere tekst die we gebruiken, en die Otion in de
voorstelling zingt. Het
Hooglied gaat over het lichaam dat ontbindt, en dat weer vruchtbare
grond wordt voor
nieuw leven. Dat speelt zich niet in de hemel af, maar op en in de
aarde.’