‘Ik werd conservator moderne kunst en dat klopte helemaal’

Foto: Centraal Museum

Conservator Marja Bosma heeft na 33 jaar afscheid genomen van het Centraal Museum. In haar laatste tentoonstelling, ‘Ik ga weg’, laat ze een selectie zien van de kunstwerken die ze voor het museum aankocht en werken van kunstenaars met wie ze nauw samenwerkte.

Op 1 april 1990 begon de eerste werkdag van Marja Bosma als hoofd presentatie van het Centraal Museum. In 1982 had ze al stage gelopen bij het museum. ‘Ik had in Utrecht kunstgeschiedenis gestudeerd en bij het Centraal Museum hadden ze een stageplaats voor de tentoonstelling over Charley Toorop. Daar had ik nog nooit van gehoord maar het leek me wel interessant om in een museum stage te lopen. Ik mocht de teksten voor de catalogus schrijven. Daar was ik goed in. De tentoonstelling was een groot succes en ik mocht zelfs wat over de tentoonstelling vertellen bij Sonja Barend. Over waarom het zo’n succes was? Ja, wist ik veel. Het was de tijd van de tweede feministische golf. Ik was bloednerveus. Het was in ieder geval leuk dat het museum mij die mogelijkheid gunde.’
‘Na de succesvolle tentoonstelling over Charley Toorop werd ik door directrice Lineke Janssens en conservator Libuse Brozek uitgenodigd voor een gesprek waarbij ze me vroegen of ik nog ideeën had voor een expositie. Nou die had ik wel. Ik wilde wel een tentoonstelling maken met monochrome schilderijen. Wat gebeurt er dan? Snap je er dan wat van? Nou, dat werd het dus niet.’
Bosma studeerde vervolgens af op Charley Toorop. ‘Ik heb ook nog een bijvak receptie-esthetiek gedaan waarbij onderzocht wordt hoe een kunstwerk door de kijker wordt ontvangen en wie waarop van invloed is. Ik heb toen een scriptie geschreven over de vraag of voetbal kunst is. Aanleiding was een voetbalverslaggever die tijdens een wedstrijd uitriep dat dit toch echt kunst was. Daar heb ik een tien voor gekregen. Daar was ik echt trots op.’
De jaren daarna heeft Bosma van alles gedaan. Ze heeft in een galerie gewerkt, kunstgeschiedenis aan de universiteit gedoceerd. ‘Ik heb ook bij museum Fodor gewerkt. Dat vond ik hartstikke fijn. Ik heb er veel geleerd, veel gewerkt met kunstenaars en ik schreef ook samen met een oud-medestudent, Els Hoek, het tijdschrift van het museum vol. En het was Els die me in 1990 voorstelde aan Sjarel Ex die sinds 1988 directeur van het Centraal Museum was. Die was bezig met een reorganisatie en nodigde me uit om te solliciteren. Zo werd ik hoofd presentatie van het museum. Daarbij ondersteunde ik de conservatoren bij het maken van tentoonstellingen. Ik vond het fantastisch.’
Een jaar later overleed plotseling conservator Libuse Brozek. ‘Pal voor haar pensioen. Ze had een griepje. Het was een schok. Ik werd toen conservator moderne kunst en dat klopte helemaal. Ik kreeg nu de mogelijkheid om alsnog de tentoonstelling te maken over monochrome kunst, Dumb Painting, mijn eerste grote tentoonstelling. De tentoonstelling werd met name door kunstenaars opgepikt. Ik kreeg wel eens een telefoontje van een kunstenaar die me vertelde dat hij ook een dumb painter was. Toen moest ik wel lachen.’
Bosma heeft in al die jaren talloze tentoonstellingen gemaakt. Een hoogtepunt vindt ze de ‘punktentoonstelling’ God Save the Queen in 2012. ‘Omdat het zo lekker breed was. Het ging over kunst, punk, muziek en kraken. Er was geen geld voor een catalogus maar er kwam wel een speciale bijlage bij de Groene Amsterdammer over de tentoonstelling.’
Bosma heeft de punkperiode, van 1977 tot en met 1984, zelf als student meegemaakt. ‘Ik zat in een bandje, ik zong en speelde dwarsfluit. We vonden ons zelf overigens te oud voor de punk, we noemde het niet new wave maar no wave. We hebben een paar keer opgetreden. Een van de bandleden had een snoek met een bakkie en daarmee reden we naar de optredens.’
Gevraagd naar de mooiste werken die onder haar verantwoordelijkheid zijn aangeschaft door het Centraal Museum noemt Bosma onder meer de Gulden van John Körmeling met als randtekst ‘En dit hier terwijl ik’ in plaats van God zij met ons. En de neushoorns van Craigie Horsfield. ‘We hadden de tentoonstelling van Horsfield gezien in Antwerpen en die vervolgens naar Utrecht gehaald. Horsfield had een groot fotowerk gemaakt van twee neushoorns die seperaat in veel te kleine betonnen bakken leefden. In België heeft hij dat werk ook nog eens uitgevoerd als tapijt. Hij wilde de neushoorns alleen samen verkopen want ze waren veel te lang gescheiden geweest. Dus hebben we de wandkleden allebei gekocht.’
De publicatie die gepaard gaat met de afscheidstentoonstelling van Bosma heeft als titel De geest moet waaien. Dat is een citaat van de dichter Johnny van Doorn, vertelt ze. ‘Toen ik net hier begon te werken had ik het idee om schrijvers uit te nodigen om op eigen houtje door het doolhof van het museum rond te lopen en daar verhalen over te schrijven, zodat er een soort Klein Duimpje sporen werden getrokken. Als eerste dacht ik aan Johnny van Doorn. Ik heb me zijn motto, De geest moet waaien, toegeëigend.’

Cookieinstellingen