De culturele sector heeft in een brief aan het college en de gemeenteraadsleden om steunmaatregelen gevraagd. Het toekomstperspectief is uiterst alarmerend, aldus de culturele sector.
In de brief wijst de culturele sector allereerst op het belang van de Utrechtse culturele en creatieve sector. In Utrecht zijn er naar schatting zo'n 10.000 mensen werkzaam in de culturele sector. Ook gemeten naar aandeel van het bruto binnenlands product is het belang van de sector groot, 3,7 procent. Tevens is de indirecte bijdrage die de sector levert aan de lokale economie en de aantrekkelijkheid van de stad voor bedrijven en bezoekers groot, aldus de culturele sector.
Minstens zo belangrijk is volgens de culturele sector de immateriële betekenis van kunst en cultuur voor de leefbaarheid en sociale cohesie in de stad, als bindweefsel van de Utrechtse bevolking en als betekenisrijke bron van zingeving, schoonheid en plezier. Het draagvlak voor de culturele sector is dan ook groot: uit de Utrecht Monitor 2018 blijkt 81 procent van de bevolking uitgesproken tevreden te zijn over het lokale culturele aanbod.
De culturele sector wijst er in hun brief op dat de schade snel oploopt en dat bij veel instellingen het eigen vermogen al deze zomer voor een groot deel is verdampt. De snelle en voor dat moment doeltreffende maatregelen die de gemeente nam om de liquiditeitspositie van de instellingen in de sector te waarborgen bieden welkome ademruimte, maar kunnen niet verhoeden dat de financiële weerbaarheid van de sector na de zomer sterk is teruggelopen en bij veel instellingen een kritische ondergrens heeft bereikt of al heeft overschreden. Daarmee dreigt een valse start van de komende Cultuurnotaperiode 2021-2024.
De generieke maatregelen van het Rijk hebben volgens de Utrechtse culturele instellingen vooralsnog slechts in beperkte mate soelaas geboden. De sectorspecifieke steunmaatregelen die vorige week door het ministerie van OCW zijn aangekondigd zijn 'bemoedigend', maar zullen maar ten dele ten goede komen aan de stedelijke culturele infrastructuur.
Het steunpakket waartoe het kabinet vorige week heeft besloten bedraagt 300 miljoen euro, circa 1/3 van eht jaarbudget dat het Rijk uittrekt voor kunst en cultuur. Het richt zich primair op de landelijke keten en zal via die weg ook ten dienste staan van een aantal stedelijke instellingen in de sector. Het grootste deel van de Utrechtse instellingen zal echter niet geholpen zijn met het landelijke steunpakket en is dus aangewezen zijn op aanvullende lokale middelen. Om het toekomstperspectief veilig te stellen van lokale podia, producenten, festivals, musea en daarmee van de vele werkenden in de sector vraagt de Utrechtse culturele sector daarom een naar rato vergelijkbare inspanning van de gemeente. 'Daarmee helpt u ons om onze sector in deze ongekende tijden nog enigszins levensvatbaar en toekomstbestendig te houden.'