In Utrecht wonen en werken ruim driehonderd Italianen. Het is een sterk individualistische groep, aldus mr. I.S.J. Buis, directeur van de Stichting bijstand buitenlandse werknemers. Zij zijn geen ontrouwe werkers, maar denken: vandaag schijnt de zon, en morgen komt er weer een dag. Aldus het Utrechtsch Nieuwsblad op donderdag 10 december 1964. Daarom ook is het moeilijk iets voor deze groep buitenlanders te organiseren, aldus de heer Buis.
In het rooms-katholiek militair tehuis in de kelder onder het stadhuis komen zij ieder weekeinde samen en kaarten en biljarten er wat. Zij laten zich echter niet verleiden tot georganiseerde gezelschapsspelen, al zeggen ze allemaal ja, als hen gevraagd wordt mee te doen.
De heer Buis heeft verschillende nare ervaringen van meisjes gehoord, die met Italianen zijn getrouwd en in Italië wonen. Daar is la mamma de baas in huis. La mamma moet zorgen dat alles reilt en zeilt, dat de werkende vader op tijd zijn natje en droogje krijgt. Maar la mamma moet ook thuis blijven, op de kinderen passen. Zij mag niet meer naar de andere sekse kijken, dat mag alleen vader de echtgenoot. Die mag met ieder aardig meisje flirten, hij de zo jaloerse man. Heel veel Nederlandse meisjes kunnen daar begrijpelijk niet tegen, waardoor zich veel trieste moeilijkheden in deze huwelijken voordoen.
Aan de opvang van deze warmbloedige zuiderlingen wordt veel gedaan, zoals de Nederlandse les. Dinneke Schrijvers, Welfare-leidster in het Sint-Antoniusziekenhuis, onderricht de Italianen eens per week in een lokaliteitje van het bureau van de stichting aan het Domplein 10.
Met het lesgeven neemt Dinneke Schrijvers - zij was vier keer met vakantie in Italië - het niet zo nauw. Gewoon gezellig met de mensen praten en hun al pratende wat Nederlands bijbrengen. Dat is het uitgangspunt.
Giovanni Orgiu kan al best met het Nederlands overweg. Hij is nu twintig maanden in ons land. In Italië leerde hij onze taal van een vriend. In het kader van de E.E.G. kwam hij naar Nederland. Hij is draaier bij de Demca en lid van de Italiaanse werkgroep. Giovanni vindt het hier wel fijn. Het leven is veel minder duur dan in Italië, al verdient de geschoolde arbeider daar verhoudingsgewijs meer. Giovanni komt van Sardinië. Het eten in ons land is niet zo best, vindt hij. Er zit geen kracht in. Je krijgt er aardappelwangen van...
Maar, het bier en de koffie zijn hier best. de reden waarom hij ondanks zijn heimwee naar zijn land bij ons blijft is het meisje, dat hij in Utrecht heeft leren kennen. De Nederlandse gezinnen vindt hij gesloten. Hij geeft echter ook toe dat een buitenlander altijd een buitenlander zal blijven, ook al woont hij veertig jaar in een ander land.