'Met Irene en Carlos hebben we een enorme strop gehad. We dachten dat die vlaggetjes weg zouden vliegen, maar iedereen had bezwaren. Dat zegt de heer J. de Leeuw, te Utrecht groothandelaar in souvenirs en feestartikelen. En hij vervolgt : 'Ik verwacht trouwens met de verloving van Beatrix en Claus geen groot feest. Maar 't kan natuurlijk best zijn dat ik me vergis. Ik ben tenslotte maar een mens.' Dat meldt het Utrechtsch Nieuwsblad op dinsdag 22 juni 1965.
De heer De Leeuw is één van de Utrechters, die een rechtstreeks economisch belang hebben bij een heuglijke gebeurtenis op Soestdijk. Een ander is de groot handelaar A.C. Smorenburg.
Ook hij heeft aan de verloving van Irene en Carel Hugo echter weinig plezier beleefd. 'Ik zit met nog duizend glazen van ze, die ik aan de straatstenen niet kwijt kan. Overigens maak ik me daar niet te veel zorgen om. Voorlopig laat ik ze rustig in mijn pakhuis staan. Misschien krijgen die twee nog wel eens een baby en gaat men hier in Nederland dan anders over ze denken. Dan stuur ik die glazen terug naar de fabriek en laat ik er achterop de baby zetten.'
Met Beatrix en Claus wil de heer Smorenburg de glazen op de dag van de verloving 'in de verkoop gooien'. 'U kunt er van op aan dat ik de volgende week dinsdag glazen heb… tenminste als ik op tijd een goede foto van Claus krijg. Want daar zit hem de knel. Ik heb wel foto's, maar die deugen niet. Claus op het paard, Claus met een zonnebril op… ik koop er niets voor. En ik pas er voor te gaan draaien als ik geen goed cliché kan laten maken. Er moet iets behoorlijks op de glazen komen, dat ben ik aan het publiek en aan Soestdijk verplicht.'