Haar vader was directeur van het Spoorwegmuseum. En in 1962 is mejuffrouw M.A. Asselberghs directrice van het museum. 'Ik ben er in gegroeid door het werken in het museum.' Dat meldt het Utrechtsch Nieuwsblad op zaterdag 23 juni 1962.
Mejuffrouw Asselberghs bezocht in Utrecht de lagere school en het gymnasium. Daarna kwam zij onmiddellijk in het Spoorwegmuseum terecht. Ze heeft geen ander werk gedaan, vertelt ze. 'Wel heb ik museumcursussen gevolgd.'
Toen ze 25 jaar geleden bij het museum kwam was het ordenen van museumstukken. Het uitzoeken van oude reglementen, die betrekking hadden op de treinenloop, het seinwezen en personeelszaken. 'U ziet, het is niet spectaculair', zegt ze lachend. 'De mensen vragen dikwijls: wat hebt u allemaal niet beleefd? Maar er gebeurt hier niet zoveel bijzonders.'
Ondanks het feit dat er dus niets wereldschokkends gebeurt in 't museum, is mejuffrouw Asselberghs er innig aan verknocht. Dat blijkt uit de radde zinnen waarin zij haar ervaringen in en om het museum beschrijft.
In het begin waren er steeds verhuizingen, want het museum had geen eigen gebouw. Het eerste onderdak was een gebouw op het Stationsplein dat nu met de grond is gelijk gemaakt. In de oorlog werd het museum ondergebracht in het Rijksmuseum in Amsterdam. Dat was voro een deel leeg omdat de heel goede schilderijen waren opgeborgen. Begin 1946 moest het Spoorwegmuseum weer verhuizen. De verzameling kleinere stukken kwam op de zolder van het Centraal Station in Amsterdam te liggen. De grote stukken, zoals locomotieven hadden in Maastricht het einde van de oorlog afgewacht. Er was heel wat vernield.
Een maal per jaar geeft de Nederlandsche Spoorwegen, waar het museum echter geen onderdeel van is, een subsidie en een bedrag voor aankopen. Een gedeelte van de verzameling doen particulieren en de Nederlandsche Spoorwegen het museum cadeau. En het museum groeit. Het bezoekersaantal neemt toe, het museum heeft in 1962 over de 70.000 bezoekers.
Het museum heeft twee tarieven, goedkopere voor de kinderen die in klasseverband komen. Tweederde van het bezoek vormen de 'kwartjesbezoekers', eenderde de dubbeltjesbezoekers.
Mejuffrouw Asselberghs heeft inmiddels vijfentwintig jaar gewerkt in het Spoorwegmuseum. Haar jubileum op 1 mei heeft zij stil voorbij laten gaan. 'Het gaat niet om mij, maar om het museum.'
Die 25 jaar verdieping in de spoorweggeschiedenis hebben onder meer tot resultaat gehad dat mejuffrouw Asselberghs het boek 'Het ijzeren paard' samenstelde over de stoomperiode van de spoorwegen. Eigenlijk is de geschiedenis van de spoorwegen haar hobby, vertelt ze. 'Maar ik houd er van af en toe te lezen in een boek dat niet over spoorwegen gaat.'