De Utrechtse Espressobar speelde een belangrijke rol in de gebeurtenissen die er toe hadden geleid dat de 18-jarige Utrechtse leerling goudsmit H.J.S. en de 21-jarige M.J. de K., beiden uit Utrecht, die morgen voor de Utrechtse rechtbank terecht moesten staan. Zij hadden samen ingebroken in een fotohandel en een school en zij hadden samen 'pretritjes' gemaakt. In de Espressobar waren voor beiden de contacten gelegd die de sfeer rijp maakten voor het plegen van diefstallen, zo meldt het Utrechtsch Nieuwsblad op dinsdag 23 april 1963.
De twee jongemannen hadden samen ingebroken in een fotozaak aan de Catharijnesingel. Beiden waren enigszins geïnteresseerd in fotografie. De buit was aanzienlijk: tachtig gulden aan geld en verder kleinbeeldcamera's, lenzen en prismakijkers.
De tweede inbraak was gepleegd in de gemeente hbs. Twee leerlingen van de school, ook al Espressobezoekers, hadden de tip gegeven en zelfs een situatietekening van de school verstrekt. De inbraak leverde 800 gulden op. Met het geld gingen de twee fuiven in Amsterdam. Er werd een auto van de Neude weggehaald, waarbij De K. chauffeerde.
Het derde ten laste gelegde feit was voor S' rekening. Hij had van de Amsterdamsestraatweg een auto weggenomen en was er mee in de richting Maarssen gereden. De vrienden die meereden werden onderweg zo bang dat zij de auto uit wilden. Zij waren later stomverbaasd dat De S. het er met zijn wijze van rijden nog levend vanaf had gebracht.
De president vroeg De S. of hij marihuanasigaretten had gerookt. De verdachte De S. zei dat hij drie maanden voor zijn aanhouding de laatste marihuanasigaret had gerookt. Die had hij niet in de Espressobar kunnen krijgen maar op een adres in Amsterdam. Zij kostten eerst een rijksdaalder en later vier gulden per stuk. S. rookte er meestal vier per week, zodat er alleen aan deze liefhebberij al 16 gulden opging. Hij beschreef de werking van de sigaretten als het komen in een prettige toestand van apathie en onverschilligheid, die ongeveer twee à drie uur duurt. Daarna had hij zich erg vervelend gevoeld.
Buiten de de ten laste legging gepleegde feiten had S. nog meer wandaden gepleegd. 's Nachts had hij met vrienden auto's open gebroken. Uit een doktersauto had hij morfine gehaald. Later had hij zich zelf een injectie met morfine gegeven. Bij een van die strooptochten langs auto's waren S. en de anderen gezien door een voorbijganger die de politie alarmeerde. Toen had de politie de jongeman aangehouden.
De president vroeg verdachte S. hoe hij er toch toe gekomen was gedurende een periode van ongeveer vier maanden telkens dergelijke feiten te plegen.
'Mijn toestand was niet normaal. Het was niet normaal, niet gezond, de hele omgeving waarin ik leefde...'
President: 'Daarmee bedoelt u de Espressobar?'
'Ja en dan hou je op 'n gegeven moment op normaal te denken...'
S. die met talent tekeningen en plastieken kon maken en die daarom naar de Kunstnijverheidschool was gegaan, vertelde dat de hele sfeer van de Espresso en zijn stamgasten hem had aangetrokken.
President: 'Ziet u nu in dat u geweldig achteruit bent gegaan?'
'Ja ik ben gewoon misdadig geworden.'
De officier liet zich verontwaardigd uit over de gedragingen van de jongelieden die elkaar in de bar ontmoetten. Er werd openlijk over diefstallen gesproken, men gaf feestjes bij elkaar aan huis, die meer dan eens ontaarden in zedelijke uitspattingen en waar marihuana werd gerookt.
Er werden gevangenisstraffen van twaalf en zes maanden met aftrek geëist. Op 14 mei zou de rechtbank uitspraak doen.