Het komt voor dat men bij verkoop (en ook wel verhuur) van een huis of bedrijfspand suggereert dat de aanwezige telefoonaansluiting in gebruik kan blijven en daarvoor iets op de prijs legt. Maar het telefoondistrict Utrecht grijpt in zo'n geval direct in: zwarte handel in telefoons wordt met kracht tegengegaan. Dat meldt het Utrechtsch Nieuwsblad op zaterdag 26 september 1964.
Uitgangspunt van het telefoondistrict is en blijft de volgorde op de steeds groeiende wachtlijst. Ziet 't er naar uit dat men de eerste jaren niet aan de beurt komt, dan wordt een reeds aanwezig maar door vertrek van de telefoonabonnee afgesloten toestel weggehaald. Men wil niemand tureluurs maken van het kijken naar een telefoon die niet werkt.
Is de situatie zo dat men binnen afzienbare tijd kan verwachten dat de aansluiting wel tot stand kan worden gebracht - maar dat kan altijd nog een kwestie van vele maanden zijn - dan laat men het toestel hangen in afwachting van het moment dat het tot leven kan worden gebracht.
Zowel van de plaats op de wachtlijst als van mogelijke uitbreiding van een centrale is dat ogenblik afhankelijk. De dagelijks langer wordende wachtlijst bevat voor de stad Utrecht 3.500 namen, voor De Bilt 110 en voor Zeist 500. Het gehele telefoondistrict - dat reikt van voorbij Woerden tot over de Veluwe in oostelijk Flevoland - heeft vraag naar maar dan 8.000 aansluitingen.
Voor Utrecht komt er begin 1965 enig soelaas als men de wijkcentrale noord-oost aan de Ezelsdijk in bedrijf kan stellen. Dat betekent 4.000 stuks, maar daar is alleen de binnenstad en Tuindorp en omgeving mee geholpen. Het is niet mogelijk wachtenden elders in de stad, zoals in Tolsteeg, Hoograven en Kanaleneiland, te helpen. Die moeten het hebben van uitbreidingen van andere wijkcentrales.