De schillenman, met zijn paard en wagen, verdwijnt langzaam maar zeker uit het leven van alledag. In Utrecht valt het nog wel mee - er zijn nog zo'n vijftig vakbroeders, die in even zovele wijken tweemaal per week schillen, brood en etensresten ophalen. Maar in andere, grotere en kleinere, steden zijn ze al uit het stadsbeeld verdwenen. Dat meldt het Utrechtsch Nieuwsblad op dinsdag 2 maart 1965.
De mensen, die dit beroep - want een beroep is het - zelfstandig uitoefenen, denken dat de geringe interesse van de jongeren vooral te wijten is aan de slechte sociale voorzieningen. De schillenman moet voor zijn eigen pensioen, ziekteverzekering, ziekenfonds en ongevallenverzekering zorgen. Per week komt dat neer op f 25,-. Bij dit bedrag komen dan nog de kosten van paard-en-wagen of auto. Verzorging paard (hoeven, voer, dierenarts) f 30,- per week f 10,- huur van een stalletje, f 2,50 als afschrijving voor de wagen.
Een auto kost de schillenman aan benzine en afschrijving toch zeker f 50,-. Per week is men dan, inclusief sociale lasten, gemiddeld f 75,- kwijt, of f 300,- per maand. Natuurlijk, de schillenlieden verdienen over het algemeen wel 'n goed belegde boeteram, maar als zij ziek zijn, liggen hun werk en inkomsten stil, terwijl de vastkosten gewoon doorgaan.
De leeftijd van de schillenboeren ligt in Utrecht over het algemeen boven de vijftig. Een teken dat het wel niet zo erg lang zal duren of ook Utrecht raakt de in het stadsbeeld vastgeroeste schillenophaler kwijt.