Een van de weinige grotere pottenbakkerijen die ons land rijk is, staat in Utrecht. De heer. A.H. Nagtegaal is eigenaar en oprichter en vertelt er met liefde over in het Utrechtsch Nieuwsblad van 7 september 1963.
De pottenbakkerij, waar alles nog met de hand gebeurt, staat in Utrecht aan de Daalsedijk. De oude fabriek moet echter het veld ruimen voor de nieuwe tunnel onder de spoorlijn door. De gemeente zoekt een andere ruimte voor de fabriek. Maar zoiets als dit krijg ik nooit meer, zegt de heer A.H. Nagtegaal.
De pottenbakkerij ligt onopvallend aan een pleintje, omringd door versleten huizen. De gevel doet niet vermoeden, dat erachter dagelijks grote hoeveelheden klei in ontelbare vormen gedraaid en gebakken worden.
Het is een heerlijk vak, vindt de heer Nagtegaal, ik zou nooit iets anders willen. Trouwens kunnen ook niet, want ik ben inmiddels 51 jaar en zit sinds mijn jongensjaren in het pottenbakkersvak.
De klei die de heer Nagtegaal gebruikt komt uit Westfalen in Duitsland. Deze klei is uitermate geschikt om te bakken. In een fabriek in Gouda, de enige in Nederland, wordt de klei gemengd tot zij klaar is voor het gebruik in de fabriek. Wij gebruiken gemiddeld zo'n drie ton per maand. Die wordt in ronde moten, zogenaamde broden, van tien kilo aangevoerd.
Zes man houden de fabriek draaiende. De broer van de heer Nagtegaal, H. Nagtegaal en vier man personeel. Een man bedient de ovens. De overige zijn 'draaiers', van wie er één tevens het glazuren voor zijn rekening neemt. De draaiers zijn zeer grote vaklieden, voor wie geen opleiding bestaat. Zij moeten de kunst al doende leren.
Zelf ben ik ook zo begonnen, verklaart de heer Nagtegaal. Als jongen kon ik aardig tekenen. Een vriend van mijn vader, die zelf een pottenbakkerij had, wilde me wel laten werken. Zo leerde ik het vak, tot ik nu 17 jaar geleden voor mezelf kon beginnen.
De heer Nagtegaal tikte het perceel Daalsedijk 102 op de kop en startte als eenling. Het gebouw is volgens de heer Nagtegaal uitstekend voor zijn bedrijf. Vroeger was er een broodbakkerij in gevestigd. Het telt drie verdiepingen. De bovenste veranderde van meelzolder in opslagplaats voor 'gebakken potten'. Boven aan de zoldering is een welhaast antieke katrol bevestigd, een houten as eigenlijk, waaraan de meelbalen werden opgehesen. In ieder plafond zit een luik, waardoor de producten nu handig op en neer gehesen kunnen worden.
Voordat de klei wordt bewerkt, wordt zij vermengd met kwarts en krijt. Hierdoor bestaat er minder kans op barsten tijdens het bakken. De voorwerpen variëren van vazen en asbakken tot komkommerschalen en gebakstellen, uitsluitend luxe huishoudelijke artikelen.
Na het drogen gaan de voorwerpen voor de eerste keer de biscuitoven in. Ze worden net als koekjes hard gebakken. Wanneer de de klei na zes uur de vereiste hardheid heeft bereikt bij een temperatuur van 1000 graden Celsius moet de oven eerst afkoelen, voordat hij opnieuw kan worden gevuld. Dit kost een dag. Daarna krijgen de voorwerpen een glazuurbad. Zij worden ondergedompeld in een mengsel van menie, klei en zand. Door toevoeging van verschillende metaaloxyden ontstaat naderhand de gewenste kleur.
Na het glazuren gaan de voorwerpen weer de oven in. Ditmaal stijgt de temperatuur tot 1100 graden. Na afkoeling is de klei gereed om er sigaretten in uit te doven, bloemen in te zetten of pinda's van te eten.
Vooral in de wintermaanden verandert de fabriek 's avonds in een school. De heer H. Nagtegaal geeft dan aan liefhebbers, waaronder veel onderwijzers en jongeren, onderricht in het pottenbakken. Er bestaat veel belangstelling voor, aldus de heer Nagtegaal. Soms moeten we zelfs mensen weigeren.
Ons vak is dat wel waard, vindt hij. Als men het één keer heeft gedaan, blijft het boeien, omdat men creatief bezig is. Men zou het vak kunnen vergelijken met het krantenbedrijf. Iedere dag is het product van de arbeid weer anders. Men weet van te voren nooit precies hoe het er uit zal zien.