De voortschrijdende mechanisatie in de landbouw dringt de betekenis van het paard terug. Toch heeft het paard zich weten te handhaven op de boerderij. Hoe belangrijk het paard nog steeds is, blijkt wekelijks op de Utrechtse paardenmarkt, de grootste van Nederland. Dat meldt het Utrechtsch Nieuwsblad op maandag 5 augustus 1963.
Vergeleken met tien jaar geleden is de wekelijkse aanvoer teruggelopen. Toch worden er in de laatste jaren nog 14 tot 15 duizend paarden aangevoerd. Wel is het accent verlegd van het fokpaard naar het slachtpaard. Op de kleinere bedrijven het ouden van een paard rendabel. Zware grond kan men niet alleen met een tractor bewerken. Bovendien is er een toenemende belangstelling voor de landelijke rijvereniging, vooral onder de jonge boeren. Een prettige bijkomstigheid is daarbij dat wanneer het paard moet worden afgevoerd, omdat het te oud is geworden, de prijs van de slachtdieren hoog is.
Al in de middeleeuwen werden er in Utrecht paarden verhandeld tijdens de jaarmarkten. later kwam er een algemene veemarkt op het Vreeburg. Sinds 1928 heeft de handel plaats op het Veemarktterrein.
De Utrechtse paardenmarkt is de enige in zijn soort in Nederland. Bovendien de grootste, met een wekelijkse aanvoer van zeshonderd tot achthonderd stuks. Nummer twee in de Nederlandse ranglijst van paardenmarkten, Leeuwarden, haalt nauwelijks de helft van de aanvoer.
In de zomermaanden om zeven uur en in de winter om half acht begint de aanvoer uit het gehele land. Dat betekent voor vervoerders uit de verafgelegen gebieden meestal vrijdag of zaterdag al verzamelen en zondagnacht in alle vroegte op pad. Om kleine vervoeren toch rendabel te maken, neemt men geregeld patiënten voor de diergeneeskundige klinieken mee. Wanneer zij dan na verloop van tijd worden ontslagen, ontvangt men ten kantore van de marktdienst een telefoontje: het paard van boer X uit Groningen is weer beter. maandag kan hij mee.
Per spoor worden uit de Oost-europese landen veel slachtpaarden naar Utrecht getransporteerd. Deze blijven dan gedurende twee maal een etmaal verplichte quarantaine in de Veestallen, een particuliere onderneming, die los staat van de paardenmarkt.
De aanvoer sluit om tien uur. Alle binnenkomende paarden worden bij de poort door twee keuringsartsen gecontroleerd. Dan gaan zij naar de verhandelplaats. Gegadigden voor koop of verkoop kopen een toegangskaartje, wat hun het recht tot handelen verschaft.
De handel zelf geschiedt volgens de oude rituelen van het handje-klap. De verkoper roemt de kwaliteiten van zijn paard. Dan komt er een onverschillige doend persoon, de kandidaat-koper. Het paard wordt in de bek gekeken, geklopt en betast. Steeds met een onverschillige blik, die ook een zekere geringschatting moet uitdrukken. Laat hem maar es lopen. Een jongetje holt met het paard weg en komt weer terug. Een best paard, zegt de verkoper.
De klant laat alleen maar een afkeurend gebrom horen. Dan laat hij doorschemeren, dat hij misschien wel tot koop wil overgaan als de prijs maar laag genoeg is.
Handje-klap, voor de buitenstaander lijkt het op slaande ruzie. Er wordt hard geslagen met die eeltige handen, ook daar moet een buitenstaander niet ongeoefend aan beginnen. Na de nodige lofprijzingen aan de ene en schampere opmerkingen aan de andere kant, wordt overeenstemming over de prijs bereikt.
De zaken worden dan 'afgerond' in een van de café's rond het veemarktcomplex. Met een borreltje, of meer. Vroeger kwamen er nog wel eens vechtpartijen voor. Handeldrijven maakt prikkelbaar. Tegenwoordig valt het wel mee, maar een dagje uit blijf het, dat marktbezoek.