Utrecht 60 jaar terug: de aanleg van de tunnel onder Leidseveer

20 feb , 17:59 Geschiedenis
img 9121
UN 20-02-1964

In de eerste maanden van 1966 zal de gemeente Utrecht een begin maken met de aanleg van de tweede tunnel onder het Leidseveer. Voor deze nieuwe verkeersader, die zal aansluiten op de Vleutenseweg aan de ene kant en op de gedempte Weerdsingel aan de andere zijde, zullen ongeveer 250 woningen gedoemd zijn te verdwijnen. Dat meldt het Utrechtsch Nieuwsblad op donderdag 20 februari 1964.

Het gemeentebestuur zal alles in het werk stellen om de huurders van de woningen die moeten verdwijnen tijdig aan woonruimte te helpen, terwijl zij met pandbezitters en bedrijfseigenaren tot overeenstemming zal proberen te komen. Deze mededelingen deed woensdagavond de wethouder van Openbare Werken en Volkshuisvesting de heer T. Harteveld op een zeer druk bezochte voorlichtingsavond in hotel Noord-Brabant.

Wethouder Harteveld weest op de noodzakelijkheid van een tweede tunnel. De aanwezige tunnel kan het verkeer niet meer verwerken en vooral in de spitsuren is hij overbelast. De verwachting is, aldus wethouder Harteveld, dat begin 1966 met de eerste werkzaamheden kan worden begonnen. Het is daarom noodzakelijk dat de gemeente alles in het werk stelt om voor dit tijdstip de huurders zoveel mogelijk aan een ander en passend onderdak te helpen. Het is de bedoeling van de voorlichtingsavond, zei de heer Harteveld, dat de bewoners, huurders en eigenaars die betrokken zijn bij de aanleg van deze tunnel, de overtuiging krijgen dat de gemeente volle aandacht heeft voor de moeilijkheden. Van beide zijden dient er een goede sfeer te zijn, aldus de wethouder.

Ten aanzien van de eigenaars van de woningen deelde de heer Harteman mee, dat de gemeente nagaat op welke manier zij het eigendom van deze huizen kan verkrijgen. Ook bij het onteigeningsproces tracht de gemeente met ieder in der minne tot overeenstemming te komen.

Moeilijker ligt de situatie voor de pandbezitters en de bedrijfseigenaren. Hier moet worden uitgezien naar de verplaatsing van bedrijven en naar opbouw elders. De mogelijkheden zijn echter beperkt. Er is slechts een kleine ruimte beschikbaar.

Wel bestaat de mogelijkheid dat in de loop van 1965 in Overvecht een gebied vrij komt voor de vestiging van kleine industrieën. Voorts deelde de wethouder Harteveld mee, dat er plannen zijn dat op het vrijkomende terrein van de beenzwartfabriek, die op 1 september 1965 geheel uit het Utrechtse stadsbeeld zal zijn verdwenen, een sanering kan plaats hebben, waardoor verschillende kleine panden zich hier zouden kunnen vestigen.

Wethouder Harteveld behandelde alle vragen uitvoerig en kon in de meeste gevallen de onzekerheid over bepaalde problemen wegnemen. De grote en overweldigende belangstelling voor deze voorlichtingsavond heeft volgens het Utrechtsch Nieuwsblad aangetoond dat dergelijke bijeenkomsten nuttig zijn en een beter begrip en contact tussen overheid en publiek kunnen bewerkstelligen.