In het
hol van de leeuw, in het mekka der judosport heeft Anton Geesink het
goud weggekaapt voor de neus van de Japanners. In de finale van alle
categorieën bracht hij het Japanse judo net als drie jaar geleden
bij de wereldkampioenschappen in Parijs de zwaarste slag toe die het
kon treffen: de felst begeerde titel was niet voor een der zonen van
het keizerlijke Japan maar voor een reus uit Utrecht. Dat meldt het
Utrechtsch Nieuwsblad op vrijdag 23 oktober 1964.
'Het is
fantastisch', zie prins Berhard toen Geesink zijn rivaal Kaminaga na
ruim negen minuten in een verwoestende houdgreep geklemd had.
'Geweldig, geweldig', dat vond ook prinses Beatrix. 'Ik had het
gehoopt, maar ik kon het nauwelijks geloven'.
Dat
konden de duizenden Japanners die met de kleine Nederlandse kolonie
de machtige Nippon Budokanhal vulden ook nauwelijks. Maar hun kreten
van teleurstelling gingen al gauw over in een massaal applaus van
bewondering voor de man die held van Tokio was geworden.
Met één
houdgreep waren de drie judomedailles die de Japanners al behaald
hadden op slag gedevalueerd. Want wat betekende goud zolang de
wereldkampioen Anton Geesink nog niet verslagen was?