Op 13 mei a.s. wordt in de Andrieskerk van Amerongen een boek gepresenteerd over Adel en Ridderschap in de provincie Utrecht . Het eerste exemplaar wordt uitgereikt aan de Commissaris van de Koning in de provincie Utrecht, de heer H. Oosters. Het boek, dat een verhaal van vele eeuwen omvat, is geschreven door Renger E. de Bruin, senior-onderzoeker bij de Universiteit Utrecht.
Het boek is de vrucht van jarenlang onderzoek, dat wordt verantwoord in een uitgebreid notenapparaat. Het is echter zowel voor vakgenoten als voor een breed geïnteresseerd publiek bestemd. Na boeken over de adel in Overijssel en Gelderland bevat dit boek een dergelijk overzicht voor de provincie Utrecht. Het verhaal loopt van aanwijzingen voor een erfelijke elite uit grafvondsten op de Utrechtse Heuvelrug die teruggaan op de vijfde en zesde eeuw na Christus, tot een adellijke familie, die het voorvaderlijk landgoed rendabel weet te houden door activiteiten als 'Heel Holland Bakt' te faciliteren.
Voor de vroegste periode zijn de gegevens schaars. De naam van de tiende-eeuwse edelman Nevelong is haast symbolisch voor de nevelen waarin de structuren uit deze eeuwen zijn gehuld. Naarmate de tijd voortschrijdt, komen uit de bronnen steeds meer mensen van vlees en bloed tevoorschijn. In eerste instantie gaat het daarbij om de militaire en politieke rol van de adel, maar ook het persoonlijke komt uit de verf. Zo wordt geciteerd uit een liedje dat de kinderen Van Hardenboek in 1833 zongen bij het veertienjarig huwelijksfeest van hun ouders en uit de gevoelige gedichten die Willem René van Tuyll van Serooskerken, een broer van Belle van Zuylen, schreef over zijn kinderen. Ook de kritische geluiden van Belle zelf over haar eigen stand en aan de adel verbonden gebruiken als de jacht krijgen de aandacht.
Uit het boek komt naar voren dat de adel ook in Utrecht na de middeleeuwen bepaald geen feodaal relict was. Uit de Opstand tegen Spanje, ook bekend als de Tachtigjarige Oorlog, is de Utrechtse adel zelfs als overwinnaar tevoorschijn gekomen. Tot 1795 speelde deze een belangrijke rol, zeker op het platteland, maar ook in de Statenvergadering. Daarna volgde een tijdelijke terugval, met zelfs formele afschaffing, maar na het herstel van de onafhankelijkheid in 1813 gaven oude families, samen met de door koning Willem I gecreëerde adel, weer de toon aan. De grondwet van Thorbecke uit 1848 schafte weliswaar de meeste voorrechten af, maar de feitelijke positie van de adel bleef, vooral buiten de steden tot aan de Tweede Wereldoorlog sterk. Vanaf 1940 versnelde de langzaam op gang gekomen teruggang aanzienlijk, maar tot in een zeer recent verleden was er sprake van een sterke vertegenwoordiging in het openbaar bestuur. Zo kende de provincie Utrecht tot 1997 meestal adellijke commissarissen van de koningin/koning. Oude tradities, zoals die van de jacht, worden steeds meer in eigen kring gekoesterd. Een hoeder van adellijk erfgoed is de Ridderschap van Utrecht, die het onderzoek mede heeft ondersteund.
Het boek is rijk geïllustreerd met afbeeldingen uit binnen- en buitenlandse collecties. Het gaat daarbij niet alleen om portretten en gezichten op kastelen, maar ook om inkijkjes in het leven van Utrechtse edellieden, zoals de tekst van het door de kinderen Van Hardenbroek geschreven liedje of een zeer vroege foto van kinderen Taets van Amerongen met hun verzorgster. In kaderteksten worden afzonderlijke onderwerpen behandeld, zoals huiselijk geweld op kasteel Batenstein bij Vianen aan het eind van de vijftiende eeuw of het fenomeen van bedienden van kleur rond 1700. Het boek leent zich daardoor zowel voor het volgen van de hele adelsgeschiedenis over anderhalf millennium als voor het doorbladeren en het lezen van losse stukjes.
Over de Auteur
Dr. Renger E. de Bruin (1956) is senior onderzoeker bij het Departement Geschiedenis en Kunstgeschiedenis van de Universiteit Utrecht. Hij houdt zich al lange tijd bezig met onderzoek naar elites in het verleden, in het bijzonder de adel.