Het depot: de kogel van bisschop Zwijsen

Foto: Museum Catharijneconvent

In de depots van de Utrechtse musea bevinden zich talloze voorwerpen die vrijwel nooit in het museum te zien zijn. Een van deze voorwerpen is de kogel van bisschop Zwijsen die zich bevindt in een houten doosje in het depot van Museum Catharijneconvent.

Joannes Zwijsen (1794-1877) wordt na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland in 1853 aartsbisschop van Utrecht. Tegelijk is hij bisschop van Den Bosch, en in dat bisdom woont hij ook, in Huize Gerra in Haaren.
Op 14 juli 1863 keert Zwijsen laat terug van het zilveren pastoorsfeest van Henricus Sporenberg in Loon op Zand. Na afloop van dit feest, rijdt hij in zijn sjees via Udenhout naar Haaren, waar hij tegen het vallen van de avond aankomt.
Na thuiskomst zit hij nog enige tijd in zijn werkkamer op de begane grond, waarna hij naar zijn slaapkamer op de eerste verdieping gaat. Hij kan de slaap echter niet vatten en ijsbeert lang door de kamer voordat hij naar bed gaat.

Midden in de nacht worden Zwijsens huisgenoten uit hun slaap opgeschrikt door een harde knal, waarna de bisschop om hulp belt. Zijn secretaris, die op dezelfde verdieping slaapt, en de twee dienstboden die op zolder slapen, vinden hem. Hij bloedt hevig uit zijn arm en zijn zijde. Als één van de dienstboden naar beneden wil gaan, vindt zij de deur naar de trap afgesloten, terwijl de sleutel, die Zwijsen steevast aan de binnenkant liet zitten, verdwenen is.

Opvallend genoeg heeft huisknecht Jan van Veen, die beneden slaapt, als enige niets van het rumoer gehoord. Hij wordt na enig gestamp op de planken van zijn plafond wakker en snelt vanuit zijn kamertje naar de eerste verdieping. Hij opent de deur en bevrijdt zijn huisgenoten. De sleutel zat aan zijn kant.

Als de huisknecht zijn meester badend in het bloed aantreft, heft hij jammerklachten aan – zozeer zelfs dat Zwijsen later verklaart dat hij Van Veens gedrag hoogst huichelachtig en daardoor erg verdacht vond.

Nicolaas Landman uit het nabijgelegen Helvoirt verschijnt als eerste arts aan het bed van de bisschop. Hij onderzoekt de wonden in Zwijsens arm en lendenen en denkt eerst dat de bisschop met een dolk of priem is gestoken. Als echter wondkoorts optreedt, wordt chirurgijn G.A.H. Deckers ontboden, een “kundigen wondheeler”. Hij constateert dat het een schotwond is en dat de kogel zich nog in het lichaam bevindt. 

Op 16 juli arriveert de Amsterdamse hoogleraar C.B. Tilanus, die per telegraaf is ontboden. Hij schrijft de bisschop enkele dagen volstrekte rust voor en verzekert hem ervan dat de kogel daarna gemakkelijk kan worden verwijderd.

Zwijsen is niet ernstig gewond. De kogel boorde zich weliswaar dwars door zijn arm, maar is daardoor afgeremd voordat hij in zijn zijde drong. Ook in de arm was de schade beperkt, de kogel had zich langs, niet door een zenuw en slagader geboord. 

Op 22 juli snijden Landman en Deckers de kogel uit. Het is een fors exemplaar, tweeënhalve duim lang en een duim breed. Ook dat is in het voordeel van het slachtoffer geweest, een lichter projectiel zou veel dieper in zijn lichaam zijn doorgedrongen. De artsen moeten trouwens door justitie worden gedwongen de kogel in te leveren als bewijsmateriaal.

Op 30 juli voelt Zwijsen zich sterk genoeg om naar Tilburg te gaan, waar hij pastoor is geweest en door de verheugde bevolking als een vorst wordt ingehaald.

Het onderzoek naar het misdrijf levert intussen nauwelijks resultaten op. De enige sporen die de politie heeft gevonden, zijn twee stukjes papier en zwarte vlekken op de bedgordijnen.

Op 17 augustus, nog steeds in Tilburg, ontbiedt de bisschop de plaatselijke commissaris van de politie. Hij verklaart dat er uit Huize Gerra maar liefst zesduizend gulden is gestolen, in die tijd een fors jaarsalaris. Zwijsen zou de vermissing ervan al op 15 juli ontdekt hebben, maar heeft zo zijn redenen om pas later aangifte te doen. Hij is er naar eigen zeggen eerst niet zeker van of het wel diefstal betreft. Hij acht het op dat moment niet uitgesloten dat hij het geld al aan de overste van de Fraters van Tilburg of zijn collega-bisschop Schaepman gegeven heeft. Hij zegt dat hij zo had willen voorkomen dat de belastingdienst er een fors deel van zou opstrijken als hij zou komen te overlijden.

Nieuw onderzoek volgt, de gracht rond Huize Gerra wordt drooggelegd en daar wordt een sleutel gevonden, mogelijk een loper. Zwijsen vertelt de commissaris dat hij zijn knecht verdacht omdat die zo overdreven medelevend deed. Jan van Veen wordt daarop op 19 augustus gearresteerd en pas op Oudejaarsdag 1863 weer vrijgelaten. Justitie heeft geen schijn van bewijs tegen hem kunnen aandragen. 

De buit, zesduizend gulden en ten minste vijf effecten ter waarde van duizend gulden, is nooit teruggevonden. Het bisdom Den Bosch heeft de kogel in bruikleen gegeven aan Museum Catharijneconvent.

Dit artikel verscheen eerder in het Katholiek Nieuwsblad

Bisschop Joannes Zwijsen

Cookieinstellingen