In maart 1961 hebben zich in Utrecht 579 verkeersongevallen voorgedaan. Dat zijn 108 meer dan in maart 1960, zo meldt het Utrechtsch Nieuwsblad op 20 april 1961.
Bij deze ongevallen werd, net zoals vorig jaar maart, één persoon gedood. Het aantal gewonden bleef echter niet gelijk. In maart 1960 waren het er 155, in maart 1961 193.
De verklaring voor de stijging van het aantal verkeersongelukken moet volgens het Utrechtsch Nieuwsblad gezocht worden in de toename van het aantal weggebruikers, de bevolkingsgroei en de zich in snel tempo voltrekkende motorisering.
Deze stijging van het aantal verkeersongevallen levert volgens het Utrechtsch Nieuwsblad voor de politie in Utrecht- en in andere grote plaatsen – geen prettig vooruitzicht op. Zo hier en daar hoort men dan ook reeds de vrees uitspreken dat het verkeer de politie in de grote steden uit de hand dreigt te lopen. Men heeft geen mensen en materiaal genoeg om op alle gewenste punten aanwezig te zijn en de verkeersaders in de steden zijn onvoldoende om de verkeersstromen te verwerken.
Echter ook de weggebruikers zelf kunnen nog wel iets tot de verkeersveiligheid bijdragen. In het oorzakenlijstje staat, als steeds, het geen voorrang verlenen bovenaan. En bij het punt onvoorzichtig oversteken staat dat in dertig gevallen voetgangers een ongeval veroorzaakten.
De gevaarlijkste plaatsen in Utrecht waren de rotonde Leidseveer, rotonde Berenkuil, verkeersplein Oudenrijn, rotonde Smakkelaarsbrug, stationsplein, rotonde Kanaalstraat, kruispunt Vreeburg. Hier deden zich de meeste ongelukken voor.
