Begin jaren zestig is het nozemtijdperk bijna voorbij en doet de beatnik zijn intrede. Marian van Egdom portretteert in het Utrechtsch Nieuwsblad van woensdag 15 februari 1961 Gert-Jan, een van de 'Expresso-bezoekers' in Utrecht.
Gert-Jan kan volgens Van Egdom nu pas gaan leven. Een beetje volgens het handboek: The Subterraineans van Kerouc en een beetje volgens zijn eigen opvattingen. Liften doe hij uit economische oogpunt. Een feest is een verzameling van mensen die alleen maar bij elkaar komen om zich uit te leven, eventueel te misdragen. Dronken zijn is een roes, dat is niet erg. Je ruilt van vriendinnetje, die kinderen vinden het toch niet erg. Gert-Jan zou het erger vinden een vriend te verliezen. Een vriend daar heb je wat aan.
Het begon allemaal twee jaar geleden toen hij zestien was. Hij had genoeg van het brave burgerleventje, de zoete schoolfeestjes, de mensen. Er ontstond een groep zonder beginselen, zonder clublokaal.
"Jullie" - met jullie bedoelt Gert-Jan bijna iedereen die niet bij zijn kennissen hoort, "jullie verwijten ons gebrek aan culturele belangstelling omdat wij geen intellectuele feesten geven. Nou wij houden er niet van om met ons intellect te koop te lopen!"
Gert-Jan houdt van het Stuttgarter Symfonieorkest, goede jazz, modern-Bartok-Strawinsky. Lezen, niet alleen mode-schrijvers als Claus en Vinkenoog maar ook Cornelis Bastiaan Vaandrager en Schierbeek.
"Wij zijn ook geen nozems, al doen wij misschien dezelfde dingen. Wat zij in 't openbaar doen, doen wij thuis (als onze ouders er niet zijn). We hebben nooit ruzie. Hoogstens verschil van mening. We discussiëren liever dan dat we er meteen maar boven op slaan."
Van Egdom vraagt of hij wel eens gelukkig is. "Wat is geluk?" vraagt hij. Hij ziet alleen het negatieve. Nee gelukkig is hij nooit. Ongelukkig ook niet.
Van Egdom vraagt of hij wel eens huilt. Gert-Jan zegt niets. Hij denkt na en dan zegt hij ja "af en toe". Direct er achteraan drukverklarend en met zijn armen zwaaiend: "Ik heb genoeg vrienden en vriendinnen, hoor. Aan mijn ouders ligt het ook niet - maar ik ben soms zo eenzaam." Het klinkt niet eens theatraal, aldus Van Egdom.
"Wij zijn nergens bang voor. We leven op de spontane inval, al hadden we dat achteraf bekeken soms niet moeten doen."
De kleine Gert-Jan, zoals hij om duistere redenen genoemd wordt drinkt zijn koffie en vertelt over een ziek katje dat hij ergens gevonden had.
Van zijn laatste geld kocht hij croquetten en melk om het te teten ge geven . Tot slot kreeg het een tikje jenever om op te knappen. Toen liep het weg. "Echt zonde, het was een schat van een beest."