De Joodse geschiedenis van de stad Utrecht

Foto: Matrijs

Eind april verscheen het boek Joods Utrecht van Els Boon en Han Lettinck. Het boek vertelt de geschiedenis van de Joodse gemeenschap in Utrecht, vanaf de eerste vermelding van een Joodse inwoner in Utrecht in 1231 tot 1960.

Lettinck en Boon hebben beiden al boeken geschreven over Joodse gemeenschappen in het Noorden van het land zoals Stadskanaal, Groningen, Hoogezand-Sappermeer, Westerwolde en Winschoten. Lettinck is in Utrecht geboren en beiden hebben in Utrecht geschiedenis gestudeerd. Lettinck: ‘We besloten daarom om terug te keren naar Utrecht en een boek over de geschiedenis van de Joodse gemeenschap in Utrecht te schrijven. Daar zijn we zeven jaar geleden mee begonnen.’
Boon: ‘En we wilden niet alleen over de oorlog schrijven maar ook over de periode daarvoor en daarna. Het boek laat zien hoe er gepoogd is om de Joodse gemeenschap uit te roeien. Maar dat is niet helemaal gelukt’
Lettinck: ‘Al verloor wel ongeveer 75 procent van de leden het leven.’

De Joden mochten pas vanaf 1789 in de stad Utrecht wonen, vertelt Lettinck. ‘Daarvoor mochten ze overdag met handelswaar de stad in maar als de poorten werden gesloten moesten ze naar buiten.’
Een van de eerste Joden die zich in Utrecht mocht vestigen was Isaac van Lier. Lettinck: ‘Hij had een huis op de Korte Nieuwstraat en is daar in zijn huis ook een synagoge begonnen.’
Het was het begin van de eerste Joodse gemeenschap in Utrecht.
Boon: ‘Die eerste Joden werden in Utrecht getolereerd maar echt van harte ging dat niet. Er werden allerlei pogingen gedaan om hun rechten aan te tasten.’
Lettinck: ‘Ze werden gedwongen om te werken binnen de vrije beroepen, zoals de loterijhandel en de textielhandel. Of ze konden een studie medicijnen of rechten volgen.’ Boon: ‘Maar de Joden eisten hun rechten op. De kinderen gingen naar de openbare scholen. Daarnaast volgden de Joodse kinderen op de woensdagmiddag en op zondag Joods onderwijs.’
Lettinck: ‘Waardoor de geletterdheid onder de Joden toenam omdat ze meer onderwijs genoten.’
Vanaf 1850 zie je volgens Boon dat Joden steeds meer deelnemen aan de samenleving in Utrecht. In de 20ste eeuw worden ze ook lid van verenigingen.
Lettinck: ‘Je hebt zelfs rond 1900 een Joodse wethouder en locoburgemeester, Lambertus van Lier.’
Utrecht kende overigens omstreeks 1850 ook een vooraanstaande Joodse tandmeester, vertelt Lettinck. ‘Ze kwamen van heinde en verre om zich door hem te laten behandelen. Joseph M. Son kon mensen verdoven bij de behandeling en hij maakte ook kunstgebitten.’
Boon: ‘Hij was internationaal befaamd. Hij behandelde bijvoorbeeld ook Napoleon III.’

Toen Hitler in Duitsland aan de macht kwam, steeg het aantal Joodse vluchtelingen in Nederland. De vluchtelingen werden in Utrecht opgevangen door de Joodse gemeenschap. Na de bezetting door de Duitsers was het volgens Boon een chaos. ‘Veel Joden probeerden te vluchten, er werden gigantische prijzen gevraagd voor overtochten, mensen werden opgelicht. Er hing een vervreemdende, angstige sfeer.’
Lettinck: ‘Er waren ook veel zelfmoorden. Mensen die familie in Duitsland hadden of gevlucht waren uit Duitsland wisten wat er ging gebeuren.’
Boon: ‘Een breekpunt was ook het vertrek van koningin Wilhelmina. De Joden hadden een sterke band met het Oranjehuis, onder andere doordat Willem V was geholpen door de Joodse handelaar en bankier Benjamin Cohen uit Amersfoort toen hij moest vluchten voor de patriotten. Door de vlucht van Wilhelmina voelde men zich verlaten: de landsmoeder was weg.’
Tijdens de oorlog wordt het leven van de Joden in Utrecht steeds moeilijker. Boon: ‘Joden werden eerst uit hun beroep gezet, de handel was niet meer mogelijk, ze mochten zich niet meer in openbare ruimtes vertonen en niet meer omgaan met niet-Joden.’
Lettinck: ‘Ze werden meer en meer geïsoleerd.’
Boon: ‘Je ziet dat dan de Joodse godsdienst een bindend element vormt. Ze geeft hoop en zonder hoop kun je niet leven. Er worden Joodse cursussen gegeven, er wordt Joodse muziek uitgevoerd en het zionisme leeft op.’
Lettinck: ‘Onderduiken wordt in het begin door de Joodse gemeenschap niet als alternatief gezien. De Joden wisten bijvoorbeeld als je de Jodenster niet droeg, dat je dan naar concentratiekamp Mauthausen werd gestuurd en dan ontving je familie binnen een paar maanden je doodsbericht. Dus je moest ervoor zorgen dat je niet naar Mauthausen werd gestuurd. Daarom hielden de Joden zich gedeisd en deden alles wat de bezetter van ze wilden.’
Boon: ‘Men besefte nog niet dat de Joden in Auschwitz vergast werden. Mensen thuis ontvingen voorgedrukte kaartjes uit Auschwitz waarop stond dat alles goed ging. Totdat men niets meer hoorde. Er waren wel geruchten dat mensen werden vergast maar dat was zo gruwelijk, dat kon men zich niet voorstellen.’
Maar er is ook verzet geweest vanuit de Joodse gemeenschap, vertellen Boon en Lettinck.
Boon: ‘Een bekend voorbeeld is natuurlijk Truitje van Lier die een crèche begon aan de Prins Hendriklaan en erin slaagde om 150 Joodse kinderen in veiligheid te brengen.’ Lettinck: ‘En dan heb je ook nog Truus van Lier die lid was van de Amsterdamse verzetsgroep CS-6 en die op 3 september 1943 de NSB-hoofdcommissaris van politie Kerlen dood schoot. Ze werd in Sachsenhausen gefusilleerd. En minder bekend: Levy Hartog die honderden mensen het leven redde.’
Uiteindelijk keerde na de oorlog slechts een klein deel van de gemeenteleden terug naar Utrecht. Driekwart van de gemeente was vermoord of door gebrek en/of ziekte gestorven.
Lettinck: ‘Hulp was noodzakelijk en dankzij burgemeester Ter Pelkwijk en mevrouw Tellegen werd daarvoor in Utrecht een apart loket geopend. En na de oorlog kwamen ook al die doodsberichten binnen van familieleden die in de kampen waren omgekomen. Mensen hadden ook vreselijke trauma’s. Er was geen opvang of psychische hulp. En binnen de Joodse gemeenschap werden felle debatten gevoerd tussen orthodoxen, liberalen en zionisten.’
Boon: ‘Pas bij de komst van opperrabbijn Berlinger keerde de rust weer enigszins terug.’

In 2015 werd eindelijk bij het Spoorwegmuseum een Joods oorlogsmonument onthuld. Bij dit gedenkteken hoort een zeven meter lange gedenkmuur waarin de 1239 namen zijn gegraveerd van de Utrechtse joden die tijdens de oorlog zijn vermoord. Volgens Boon en Lettinck is dit oorlogsmonument voor de Joodse gemeenschap heel belangrijk als publieke erkenning van het drama dat de Utrechtse Joden trof.

Cookieinstellingen