Jong en oud zien de grote stad weer zitten

Foto: CC0 Public Domain

UTRECHT – Aantrekken en afstoten. Volgens recent onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) is dit proces gaande in zes onderzochte grote steden, waaronder Utrecht, in relatie tot groeikernen en ommeland sinds de jaren 80. Enkele trends.

In de jaren 80 vestigden zich veel mensen – vooral immigranten – in de stad. Maar veel jonge gezinnen ervaren de stad als kindonvriendelijk en vertrekken uit de stad om zich te vestigen in de zogeheten ‘groeikernen’; in het stadsgewest Utrecht in gemeenten als Houten en Nieuwegein. Het gevolg is dat er in de stad relatief weinig kinderen worden geboren. Tot 2010 was de afstotende werking van de grote steden sterker dan de aantrekkingskracht. In de laatste jaren echter, komen er – zowel vanuit het binnenland als het buitenland – steeds meer mensen in de grote steden wonen. Het vertrek uit de stad, vooral van gezinnen, is afgenomen. Het aantal geboorten stijgt weer.

Bevolkingsontwikkeling

De sterke bevolkingskrimp in de jaren zeventig en tachtig geldt overigens alleen voor Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. De andere drie, wat minder grote steden werden daardoor amper getroffen, hoewel ook Utrecht laat in de jaren zeventig bevolkingsverlies kende. Weliswaar begonnen de drie grootste steden na 1985 weer te groeien, maar anno 2015 kennen ze nog steeds minder inwoners dan in 1960. De andere drie gemeenten hebben wel een grotere bevolkingsomvang dan in 1960. In relatieve zin maakten van alle zes grote steden, Groningen en Eindhoven de sterkste groei door.

In de leeftijdsopbouw is vergrijzing de meest opvallende trend in Nederland. In de grote stad is het percentage 65-plussers pas de laatste jaren iets toegenomen. De grote steden pakken dus pas recentelijk de landelijke vergrijzingstrend op. Cijfers wijzen uit dat de stedelijke babyboomers omvangrijk in aantal zijn en hierdoor hun stempel drukken op de vergrijzingstrend van de stad.

Magneet

De stad werkt voor jongeren als een magneet. En dat geldt met name voor jonge hoogopgeleiden. De vele voorzieningen, zoals onderwijs, cultuur, horeca, de historische binnenstad en de gunstige arbeidsmarkt maken de stad voor deze groep aantrekkelijk. Ook de opkomst van de kenniseconomie, waarin face-to-facecontacten steeds betekenisvoller zijn, wordt als belangrijke impuls voor de aantrekkingskracht van steden gezien. Daarbovenop komen buitenlandse kenniswerkers ook vaker op de grote steden af. Terwijl velen zich tot in de jaren negentig zorgen maakten over de onaantrekkelijkheid van de stad en dachten dat de ‘communicatierevolutie’ (’the death of distance’) vanuit economische principes zou leiden tot een afname van de concentratie in steden, wordt nu verondersteld dat face-to-facecontact juist weer tot de sterke groei van steden heeft geleid of daartoe zal leiden. Steden worden ook een stuk aantrekkelijker doordat ze – anders dan vroeger – steeds groener worden.

Bron: PBL (2015), De stad: magneet, roltrap en spons. Bevolkingsontwikkelingen in stad en stadsgewest, Den Haag: PBL.

 

 

Cookieinstellingen