Aantal dierproeven bij Universiteit Utrecht en UMC Utrecht gedaald

Foto: pixabay

Het aantal dierproeven dat de Universiteit Utrecht en het UMC Utrecht uitvoeren, is in 2018 gedaald. Dat is te lezen in het gezamenlijke Jaarverslag Dierproeven 2018. Daarnaast gaat het jaarverslag in op de stappen die beide instanties zetten om naar proefdiervrije innovatie te gaan.

Over de periode 2001-2018 is het aantallen dierproeven, dat is uitgevoerd door de Universiteit Utrecht en het UMC Utrecht, gedaald van bijna 52.000 naar bijna 20.000. Vooral in de periode 2010-2014 was er een flinke afname. Momenteel vlakt de daling af, ondanks inspanningen om dierproeven te vervangen door innovatieve proefdiervrije onderzoeksmethoden. Gedurende het jaar 2018 was er een daling van 3%.
Bijna de helft van alle dierproeven in 2018 werd uitgevoerd voor fundamenteel onderzoek: onderzoek naar processen, zonder dat de toepassing al direct in beeld is, zoals de werking van organen. Een krap derde deel was voor toegepast en translationeel onderzoek. Toegepast onderzoek is gericht op een toepassing, bijvoorbeeld een medische therapie. Translationeel onderzoek verbindt fundamenteel en toegepast onderzoek, zoals onderzoek naar de vraag welke stoffen invloed hebben op de werking van een orgaan. Die werking zelf is dan al in fundamenteel onderzoek bestudeerd. Het meeste van dit onderzoek is uiteindelijk bedoeld voor menselijke geneeskunde, diergeneeskunde of beide. Een vijfde deel van de dierproeven werd gedaan voor onderwijs, vooral voor aankomend dierenartsen.
In totaal werken 16.240 proefdieren ingezet, waaronder 11.861 muizen. Naast muizen werden ook ratten veelvuldig ingezet (1.623), gevolgd in aantal door kippen (1.120) en zebravissen (681). Voor onderwijs werden vooral cavia’s, hamsters, konijnen, honden, katten, paarden, schapen, runderen, kippen en duiven ingezet.
Binnen de Universiteit Utrecht en het UMC Utrecht worden er geen dieren genetisch gewijzigd, maar wel worden er genetisch gewijzigde dieren aangeschaft en ingezet voor onderzoek, ook weer vooral muizen. Hun aantal nam in 2018 toe als gevolg van nieuwe technieken als genome editing: het heel precies genetisch aanpassen van dieren op één of enkele kenmerken. Soms worden menselijke kenmerken ingebracht, waardoor de vertaalbaarheid van de onderzoeksresultaten naar de mens verbetert.
De visie van de instellingen op dierproeven is in het Jaarverslag Dierproeven 2018 verwoord door Wouter Dhert, decaan van de faculteit Diergeneeskunde. Hij onderkent de morele dilemma’s die het doen van dierproeven met zich meebrengt en spreekt zijn steun uit aan de transitie naar proefdiervrije innovatie. Daarbij benadrukt hij het belang van dialoog: “We gaan ons onderzoek beter gebruiken voor onze stip op de horizon: veel minder proefdieren. We zitten dan ook in een echte transitie. In zo’n transitie is het belangrijk dat wij goed met elkaar in gesprek blijven. Deze dialoog en het zoeken naar oplossingen zullen ons beter helpen dan het focussen op de verschillen en de soms sterk uiteenlopende standpunten.” De samenwerking met Proefdiervrij rond het Dierdonorcodicil is hiervan een mooi voorbeeld. Hiermee kunnen particulieren een overleden huisdier doneren voor de wetenschap en zo proefdieren uitsparen.

Cookieinstellingen