Utrechts fysisch en chemisch onderzoek is ‘world leading’

Foto: UU

Het fysisch en chemisch onderzoek aan de Universiteit Utrecht is world leading, zowel qua kwaliteit als relevantie. Dat concludeert een internationale visitatiecommissie onder voorzitterschap van prof. Frenkel (Cambridge University).

Alle onderzoeksinstituten hebben een uitstekende uitgangspositie voor de toekomst. De financiering van het fundamentele en lange termijn onderzoek is echter een zorgpunt. Terwijl de onderzoeksinstituten volgens de commissie juist volledige steun verdienen gezien hun cruciale belang voor de strategische doelen van de universiteit.

Departementshoofden Henk Dijkstra (Natuurkunde) en Bert Klein Gebbink (Scheikunde) hadden na een grondige zelfevaluatie wel vertrouwen in een positieve beoordeling. Maar dat een internationale commissie met een brede view het ‘world leading’ zo nadrukkelijk uitspreekt, vervult toch met trots.

De uitkomst van deze visitatie betekent dat álle onderzoekinstituten van Natuur- en Scheikunde van internationaal topniveau zijn. Aan het Bijvoet Instituut heeft de Science for Life visitatiecommissie eerder dit jaar namelijk een soortgelijke kwalificatie toegekend, memoreert Klein Gebbink. Het mooie is dat het Debye Institute for Nanomaterials Science, het Institute for Theoretical Physics (ITP), het Institute voor Subatomic Physics (SAP) en het Institute for Marine and Atmospheric Research Utrecht (IMAU) ook ieder afzonderlijk als world leading zijn gekwalificeerd.

De commissie constateert dat door betrokken departementen en de faculteit dankzij goed leiderschap een aantal uitstekende ontwikkelingen zijn gerealiseerd. Natuurkunde moest zeven jaar geleden pijnlijke keuzes doormaken om financieel gezond te blijven, Scheikunde had dat enkele jaren daarvoor al moeten doen. De focus die toen is ingezet, is goed uitgepakt. Mede dankzij het Sectorplan Natuur- en Scheikunde en deelname aan drie Zwaartekrachtprogramma’s, konden veelbelovende jonge onderzoekers worden aangetrokken en talenten worden behouden. Deze structurele stimulans zien we nu terug, zegt Dijkstra, “anders kon dit niveau nooit worden gehaald”.

De commissie constateerde tijdens de site visit dat de junior staf de potentie laat zien net zo world leading te worden als de senior staf. Daarbij speelt een verandering in het selectiebeleid een belangrijke rol. Wetenschappelijke staf wordt nadrukkelijk geselecteerd op de potentie van een eigen onderzoekslijn en het binnenhalen van de funding daarvoor. Jonge onderzoekers móeten een visie hebben op een eigen onderzoekslijn én de potentie om het benodigde onderzoeksgeld binnen te halen. “Dat moet ook wel, want anders kun je als departement niet overleven”, stelt Dijkstra.

Medewerkers noemen de sfeer collegiaal en de onderzoeksomgeving inspirerend. Ook de promovendi oordelen positief over hun begeleiding en opleiding. Mooi vindt Dijkstra bovendien dat de medewerkers erg positief zijn over de ondersteuning door het Research Support Office. “Ik ben daar zelf ook heel tevreden over, maar nu wordt eens zichtbaar dat die waardering veel breder leeft.”

De commissie heeft ook adviezen en suggesties uitgebracht. Zo deelt de commissie de zorgen van onderzoekers over de financiering van geavanceerde onderzoekfaciliteiten, theorie-gebaseerd onderzoek en lange termijn onderzoek. De levensvatbaarheid van de instituten is vanwege deze zorgen beoordeeld met een ‘very good’ in plaats van een ’excellent’. Het bouwen van instituten die tot de wereldtop behoren is een langdurig proces, maar door de toenemende concurrentie rondom toponderzoekers, kan een universiteit deze ook snel kwijtraken, waarschuwt de commissie.

Verder onderstreept de commissie de noodzaak voor een actieve en lange termijn aanpak om de scheve man-vrouwverhouding te verkleinen. Ook de ambitie om met een biofysica groep verder te bouwen aan de samenwerking met Utrecht Life Sciences kan hieraan bijdragen.

Dijkstra en Klein Gebbink zijn nog bezig om een bestuurlijke reactie te formuleren op het visitatierapport, waarin ze zullen aangeven wat ze met de aanbevelingen gaan doen. “Dit visitatierapport is een mooie aanmoediging voor de ambitie in het onderzoek die breed leeft, een ‘stepping stone’ voor de volgende stap. We zien dit echt als iets waarvan we kunnen leren om world class te blijven”, aldus Klein Gebbink.

Cookieinstellingen