Pleidooi voor andere aanpak OCS-therapie

Foto: CC0 Public Domain

UTRECHT – Dwangmatig controlegedrag bij patiënten met obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) is niet alleen het gevolg van een obsessie, maar speelt ook een belangrijke rol in het ontstaan en voortbestaan van OCS.  Dat schrijft Marieke Toffolo in haar proefschrift. Ze promoveert op 9 oktober aan de Universiteit Utrecht.

Wie kent het niet? Je bent plots onzeker over de kwaliteit van je mondgeur. Of je zit in de tram en denkt: heb ik het gas nu uitgedraaid of niet? Even abrupt als zo’n ongewenste gedachte in je is opgekomen, verdwijnt zij ook weer of kan ze met logisch nadenken verdrongen worden. Hetzelfde nare idee kan best nog wel eens terugkeren, maar zal daarna net zo snel weer verdwijnen. Zo niet bij OCS-patiënten. Dwangmatig controleren door OCS-patiënten houdt obsessie vaak in stand,

Controlerituelen
Patiënten met OCS leven dagelijks met onberedeneerde ‘onzekerheden’, die volgens hen alleen bezworen kunnen worden door het uitvoeren van ingewikkelde controlerituelen. Eindeloos ‘checkgedrag’, waardoor de kwaliteit van leven ernstig onder druk komt te staan. Denk aan: de hele dag door je adem testen en toch niet naar buiten durven. De gaskraan vijfentwintig keer open- en dichtdraaien want alleen dán is het goed.

Marieke Toffolo: “Ik ontdekte tijdens het onderzoek dat OCS-patiënten niet alleen als reactie op deze extreme onzekerheden controlegedrag gebruiken, maar dat zij ook in ‘milde’ onzekere situaties méér controlegedrag vertonen dan patiënten met andere angststoornissen. Dit checkgedrag draagt direct bij aan de verergering van andere OCS-symptomen: het verhoogt geheugenonzekerheid en vergroot specifieke obsessieve gedachten over de ernst van mogelijk gevaar.”

Huidige therapieën voor OCS moeten zich daarom meer richten op de negatieve gevolgen van dwangmatig controlegedrag. Patiënten met OCS vertonen dit gedrag namelijk ook wanneer ze géén obsessieve gedachten koesteren, stelt Toffolo.

Cookieinstellingen