‘Mijn liefde gaat toch echt uit naar de Antwerpse zestiende-eeuwse kunst’

Foto: Femke Lockefeer

Op 11 mei opende Koning Willem-Alexander de tentoonstelling Ode aan Antwerpen in Museum Catharijneconvent. De tentoonstelling toont met ruim tachtig werken uit de zestiende en zeventiende eeuw de grote invloed van Vlaamse schilders op de Hollandse schilderkunst. Micha Leeflang, conservator van Museum Catharijneconvent, is er jarenlang mee bezig geweest.

Leeflang is al van kinds af aan geïnteresseerd in de Vlaamse schilderkunst, vertelt ze. ‘Toen ik een jaar of acht was vroeg ik mijn ouders of we met de zomervakantie naar Antwerpen zouden kunnen gaan. Ik wilde namelijk de Aanbidding door de koningen van Peter Paul Rubens zien. Dat schilderij kende ik van het stripalbum De Raap van Rubens van Suske en Wiske. Ik heb alle albums van Suske en Wiske.’
Na de middelbare school is Leeflang naar de kunstacademie gegaan maar later overgestapt naar kunstgeschiedenis. ‘Daar heb ik me onder invloed van een Gentse professor gericht op de Vlaamse primitieven. Ik ben afgestudeerd op de artistieke verschuiving van Brugge naar Antwerpen en gepromoveerd op de zestiende-eeuwse schilder Joos van Cleve. Joos van Cleve is geboren in Kleef maar wordt gezien als een Antwerpse schilder.’
Voordat Leeflang zich richtte op de tentoonstelling Ode aan Antwerpen was ze bezig met een andere tentoonstelling. ‘Maar bij de voorbereiding daarvan moest ik veel reizen om allemaal stukken te regelen voor deze tentoonstelling en door corona lukte dat niet meer. Ze hebben toen hier, bij Museum Catharijneconvent, gezegd ga maar nadenken over een ander project dat beter realiseerbaar is. Ik ben toen aan de slag gegaan met een idee voor een tentoonstelling waar ik al heel lang mee speelde, de verschuiving van de leidende positie als handels- en kunstcentrum van Antwerpen naar Amsterdam. Dat idee had ik al tien jaar geleden opgevat. Samen met mijn kamergenoot en conservator protestantisme Tanja Kootte wilden we een tentoonstelling maken over de verschuiving van katholicisme naar protestantisme en de invloed op de onderwerpkeuze van kunstenaars. We hebben toen een keuze van schilderijen voor de tentoonstelling gemaakt op basis van een publicatie van Koenraad Jonckheere, Art After Iconoclasme, Painting in the Netherlands Between 1566 and 1585. Deze schilderijen bevonden zich voor een groot deel in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen, dat op dat moment gesloten was vanwege de verbouwing. Hierdoor was het onmogelijk om al die schilderijen voor de tentoonstelling te verkrijgen. Het idee is toen weer in de ijskast gezet.’

Havenbaron
Toen Leeflang opnieuw aan de slag ging met het idee voor een tentoonstelling over de verschuiving van de kunst van Antwerpen naar Amsterdam kwam ze achter het bestaan van The Phoebus Foundation in Antwerpen. ‘Dat is een kunststichting die in 2011 is opgericht en die bestaat uit allemaal kunstvoorwerpen uit het bezit van een grote havenbaron. We wisten dat ze een grote collectie Zuid-Nederlandse schilderkunst hadden en ik heb toen de stoute schoenen aangetrokken en ze gebeld om te vragen wat de mogelijkheden waren voor ons idee voor de tentoonstelling Van Antwerpen naar Amsterdam. Ze hebben me toen een stapel publicaties gestuurd met allemaal werken uit hun bezit en op basis daarvan heb ik een selectie gemaakt van schilderijen die ik zou willen gebruiken voor onze tentoonstelling.’
Leeflang is toen, in 2021, na een jaar thuis gewerkt te hebben, naar Antwerpen gereisd. ‘Ik had al een jaar lang geen depot meer van binnen gezien. Ik heb echt staan huilen toen ik daar binnen kwam. Het was ongelooflijk indrukwekkend. Het depot is gevestigd in de haven van Antwerpen met allemaal zeecontainers en naast een benzinestation. Ik moest door allemaal hekken en sluizen en zag toen binnen in het depot gigantische rekken met enorme schilderijen. Ze hadden alles netjes klaar gezet. Ik kon uitzoeken wat ik nodig had. Het was waanzinnig.’
Maar niet alle schilderijen waar Leeflang om had gevraagd bleken beschikbaar. Een aantal werken waren namelijk al uitgeleend voor een expositie in Amerika. ‘We hebben toen voor een iets andere invalshoek gekozen en meer de nadruk gelegd op de verschuiving van religieuze scènes naar de achtergrond op schilderijen. We hebben daarvoor ook nog een aantal schilderijen uit andere collecties opgevraagd, waaronder uit het Boijmans Van Beuningen en het Mauritshuis. Je ziet dit bijvoorbeeld heel mooi bij het schilderij van Pieter Aertsen, Jezus in het huis van Marta en Maria. Daar zijn zeven versies van bewaard gebleven en daarbij zie je de religieuze voorstelling steeds verder naar de achtergrond verschuiven.’

Vlaamse Primitieven
Kenmerkend voor de kunst in Antwerpen in de zestiende eeuw is volgens Leeflang dat er enerzijds wordt teruggekeken naar de collega’s in Brugge, de Vlaamse Primitieven, en anderzijds wordt gekeken naar de Italiaanse renaissancekunst. De schildertechniek was echter verschillend. De Vlaamse Primitieven bouwden hun kleuren op door meerdere transparante verflagen over elkaar heen aan te brengen. De Antwerpenaren gebruikten minder verflagen om geld en (droog)tijd te besparen. Bovendien gebruikten schilders in de Noord-Europese (Antwerpse) kunst een witte grondering terwijl de Italiaanse schilders een donkere grondering gebruikten. ‘Dat zorgt toch voor een ander contrast. Je kunt dat bijvoorbeeld goed zien bij de elkaar omhelzende Johannes en Jezus van Joos Van Cleve. Johannes en Jezus stralen echt op dat schilderij. Ik vind dat heel mooi ook al kun je het als kitsch beschouwen.’
Over de vijftiende en vroeg-zestiende eeuwse kunst in de Noordelijke Nederlanden is volgens Leeflang minder bekend. ‘De traditie is nog niet zo uitgesproken als in de Zuidelijke Nederlanden en heel erg versnipperd en lokaal. Een bekende naam is de Haarlemse Geertgen tot Sint Jans. Het is ook allemaal wat stijver en behoudender. Mogelijk is er veel verdwenen door het protestantisme en de Beeldenstorm. Amsterdam was in de zestiende eeuw eigenlijk nog een vissersdorp. De kerk is door het protestantisme ook minder bepalend, er zijn geen altaarstukken meer. De portretkunst wordt belangrijker. Burgers lieten zich portretteren. Ik vind al die portretten al snel een beetje saai worden en mijn liefde gaat dan toch echt uit naar de Antwerpse zestiende-eeuwse kunst.’
Al werd in die tijd zelf volgens Leeflang nog niet zo’n onderscheid gemaakt tussen Noord- en Zuid-Nederlandse kunst. ‘Er was eerder sprake van een enorme wisselwerking tussen kunstenaars in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Tijdgenoot Karel Mander, die over de Nederlandse kunst schrijft in 1604, maakt ook helemaal geen onderscheid tussen Noord en Zuid. Er is ook sprake van een constante wisselwerking. De afstanden waren niet zo groot en er werd veel op en neer gereisd.’
Het verschuift dan ook voortdurend volgens Leeflang. ‘Tijdens de Beeldenstorm in 1566 wordt het protestantisme in Antwerpen belangrijker. Van 1577 tot 1585 behoort Antwerpen tot de Calvinistische Republiek en na de Val van Antwerpen in 1585 wordt het katholicisme in Antwerpen weer dominant en vluchten de protestanten naar het Noorden. De protestantse inwoners van Antwerpen kregen van de Spaanse machthebbers vier jaar de tijd om zich te bekeren tot het katholicisme of te vertrekken. In die vier jaar halveert de bevolking van Antwerpen en verdubbelt het aantal kunstenaars in Amsterdam van zo’n 20 naar 40. En de helft van die kunstenaars kwam dus uit Antwerpen. De vele rijke Antwerpenaren die naar het Noorden vluchtten stimuleerden ook de kunstmarkt in het Noorden.’

Joost Van Cleve
En hoe past Joos Van Cleve in dit verhaal, het promotie-onderwerp van Leeflang? ‘Joos Van Cleve is mijn kind, mijn man. Ik heb me 15 jaar met hem bezig gehouden. Zijn zelfportret hangt bij mij aan de muur. Terwijl het mogelijk niet zo’n aardige man geweest schijnt te zijn. Maar hij was wel een fantastisch schilder en een superslimme handelsman. Hij heeft zijn zelfportret verwerkt in de afbeelding van een heilige in een altaarstuk dat aan die heilige is gewijd. Dus het moet toch een beetje een arrogant mannetje geweest zijn. Anderzijds heeft hij zijn buitenechtelijke dochter in zijn testament opgenomen wat toch weer sympathiek was. Al bedroog hij wel zijn vrouw.’
Van Cleve is volgens Leeflang een van de grondleggers van de Antwerpse schildersschool. ‘Hij werkte onder meer voor vorsten en maakte altaarstukken in opdracht voor rijke burgers voor in kerken of privékapellen. Daarnaast werkte hij voor de vrije markt en vervaardigde hij kant-en-klare voorstellingen voor kapitaalkrachtige burgers. De rijke burgerij vormde in de zestiende eeuw een nieuwe groep kunstkopers. Van Cleve ontwikkelde verschillende efficiënte werkmethodes om het maakproces te versnellen en te vereenvoudigen. Zo maakte hij gebruik van een overtrekkarton om een compositie aan te brengen op het paneel zodat je die compositie makkelijk kon herhalen. Bij grote gesneden altaren met geschilderde luiken trad hij op als een soort aannemer waarbij hij opdrachten uitzette bij beeldhouwers en kastenmakers. En dat voegde hij allemaal samen. Hij bracht dunne verflagen aan op ondertekeningen en gaf via kleurannotaties aan hoe assistenten het schilderij verder moesten invullen.’
De mooiste werken op de tentoonstelling vindt Leeflang die van Joos Van Cleve. De twee versies van Maria met kind en natuurlijk de twee elkaar omhelzende kindjes. ‘Van zijn populaire voorstellingen maakte hij altijd vele versies, zo zijn er meer dan veertig heilige families van hem bekend. Hij maakte altijd twee dezelfde composities waarvan hij er dan een verkocht en een achterhield die hij dan weer gebruikte als uitgangspunt voor een volgende compositie.’
Het schilderij Maria met kind heeft Museum Catharijneconvent in langdurig bruikleen. ‘Het is bezit van een Duitse verzamelaar van porselein. Hij benaderde mij voor advies over de restauratie van een schilderij van Joos Van Cleve. Hij vroeg of ik langs wilde komen. Op basis van de opgestuurde foto’s zag het schilderij er interessant uit. Het schilderij zat echter onder een dikke laag vernis. Het kwam uit een Russische collectie. Het was van paneel overgebracht op doek. Ik heb het in Nederland laten restaureren. De eigenaar vond het doodeng om het schilderij weer in bezit te hebben en heeft het ons toen in legaat gegeven.’
Komt ‘haar’ Joos van Cleve nog terug in toekomstige tentoonstellingen? ‘Vast en zeker. Ik ben enige jaren geleden op het spoor gekomen van een portret van Christiaan II van Denemarken van Joos van Cleve. Dat willen we nog een keer gebruiken voor een tentoonstelling over hoe de landen rond de Noordzee elkaar beïnvloed hebben. Maar dat kan nog wel even duren.’

Cookieinstellingen