Utrecht 60 jaar terug: De eerste paal van het nieuwe universiteitsterrein

Foto: UN

Op zaterdag 15 april 1961 vertrok er een stoet wagens die de exodus uitbeeldde van de universitaire gemeenschap uit Utrecht naar de Johannapolder. Alle faculteiten waren vertegenwoordigd in de ‘cavalcade’ ter gelegenheid van de paalboomdag rondom het ritueel van de eerste paal en de eerste boom van het nieuwe universiteitscentrum in de Johannapolder, zo meldde het Utrechtsch Nieuwsblad.

De studenten hadden beslag gelegd op wagens van de gemeentereiniging. Op de wagen van diergeneeskunde stond een koe amechtig te loeien terwijl een veearts-in-spé met een melkkruk onder aan zijn rug gebonden pilsflessen ‘deed vonken in de lucht’.
Er was ook een wagen van de tandheelkundige faculteit met een martelstoel à la 1800, waarop een ingesnoerde en gekeurslijfde juffrouw zich omgeven door seringen en geurige narcissen zenuwachtig maakte. Voorafgegaan door de Utrechtse politie-muziekvereniging begon een welluidende tocht naar het stadhuis om de burgemeester op te halen.
Onnozel glimlachend diende de geschilderde vrouwe Johanna (uit de polder) met ‘barokke’ lippen en schouders op de eerste wagen van de Grote Trek. In volgorde reden de theologische faculteit, de juridische faculteit, de medische de wis- en natuurkunde, de letteren en wijsbegeerte, de diergeneeskunde, enige gecombineerde faculteiten en als laatste de tandheelkundige faculteit.
De zon stond bijna op zijn hoogst toen de heer J.H. Wesselings, secretaris-generaal van het ministerie van onderwijs, kunsten en wetenschap op het bouwterrein in de Johannapolder met een flinke snok aan het heitouwen een nieuwe periode in de geschiedenis van de Utrechtse rijksuniversiteit inluidde: de verplaatsing van de B-faculteit naar de Johannapolder.
De studenten lieten zich op deze feestdag van de 325-jarige universiteit niet onbetuigd. Zij boden een plaquette aan, die te zijner tijd in het transitorium van het fysisch laboratorium een plaatsje zal vinden.
Prof. H. Th. Fischer, rector magnificus, sprak tot slot een dankwoord uit, waarna de genodigden zich naar het theehuis Rhijnauwen begaven waar de curatoren een receptie aanboden. Op het bouwterrein leste men de dorst met een glas bier.

Cookieinstellingen