Utrecht 60 jaar terug: Uitbreiding van museum Van Speeldoos tot Pierement

Foto: UN 1960

Zaterdag 17 december 1960 wordt een gedenkwaardige dag voor de liefhebbers van het draaiorgel in Utrecht, zo meldt het Utrechts Nieuwsblad op donderdag 15 december.
Dan zal namelijk het museum worden uitgebreid met een speciale afdeling voor kermisorgels. Het stadsorgel de Lange Gavioli zal die dag ook precies vijf jaar in Utrecht zijn als eigendom van de Stichting Stadsontspanning.

Die Lange Gavioli zal die zaterdagmiddag de feestvreugde aan de Lange Nieuwstraat wederom opluisteren. Het orgel zal voor de museumpoort aan de Lange Nieuwstraat worden opgesteld en precies als bijna drie jaar geleden zijn vrolijke klanken uitgieten. Want toen in maart 1958 het museum officieel werd geopend speelde de Lange Gavioli ook.
Gedurende het overigens nog korte bestaan van het museum heeft het bestuur van de Stichting Nationaal Museum Van Speeldoos tot Pierement niet stilgezeten. De destijds door het gemeentebestuur van Utrecht beschikbaar gestelde ruimte, eendeel van een der vleugels van het Catharijne Convent, bleek eigenlijk reeds bij de opening te klein te zijn. Tal van instrumenten en met name de grote orgels kon men onmogelijk onderbrengen. Dank zij de medewerking van de Jaarbeursdirectie werden de grote kermisorgels tijdelijk ondergebracht in de jaarbeursgebouwen op het terrein Croeselaan.
Een nieuwe geste van het Utrechtse gemeentebestuur maakt het mogelijk de expositieruimte in het Catharijne Convent aanzienlijk uit de breiden. Lange tijd is men bezig geweest dit gedeelte gereed te maken voor zijn nieuwe bestemming. En daarna is een begin gemaakt met de inrichting van een en ander . Een enorm Belgisch dansorgel van het fabrikaat Mortier met een fronthoogte van ongeveer zes meter en een breedte van ruim negen meter heeft er thans een plaats gekregen. Een imposant gevaarte, rijk van beeldhouwwerk en lofwerk voorzien dat deel na deel in het gewelf door medewerkers moest worden opgebouwd onder leiding van de heer Van Minnen, een der bestuursleden van de stichting. Orgelbouwer en restaurateur Ch. L. van Deventer, zorgde er voor dat het instrument thans goed ‘bij stem’ is.
De mooiste aanwinst in het museum is ongetwijfeld het prachtige Mortier-orgel, dat voorheen eigendom was van de kermisexploitanten, de gebroeders A. en N. Hommerson.
Het stichtingsbestuur heeft enkele jaren geleden dit orgel evenals de Dubbele Ruth aangekocht. Wegens gebrek aan plaatsruimte konden deze instrumenten niet in het museum aan de Lange Nieuwstraat worden ondergebracht. Voor de Dubbele Ruth is er nu zelfs nog geen plaats in de gewelven, maar dit orgel zal, evenals de Lange Gavioli voorlopig bestemd blijven om bij bepaalde gelegenheden in het stadsgebeuren wat vrolijkheid te brengen.
Het orgel is helaas, op enkele uitzonderingen na, van de kermissen verdwenen. De oorzaak hiervan moet worden gezocht in het feit dat een grammofoon met geluidsversterker veel goedkoper is in gebruik dan een groot orgel dat een speciale wagen vereist. De vervoerskosten en wegenbelasting maken het exploiteren van een orgel tot een kostbare zaak. Ook de aanschaf van cartons, de boeken, vraagt veel geld. Wanneer men weet, dat een mars ongeveer een lengte heeft van twaalf tot veertien meter en dat men voor één meter muziek ongeveer zes tot acht gulden moet neertellen, dan is het niet te verwonderen dat op de kermis het orgel vrijwel heeft afgedaan.
Maar wat een romantiek ging er niet uit van zo’n kermisorgel met zijn klatergouden helverlichte front, met bewegende poppen en beeldhouwwerk. Met het verdwijnen van de orgels en niet te vergeten van de stoomcaroussel is een brok romantiek verloren gegaan, dat wel nimmer zal terugkeren. De jeugd weet nauwelijks meer iets van deze feeërieke paleizen.
Het museumbestuur heeft er voor gezorgd dat de herinnering aan de romantische stoomcaroussel levendig zal blijven. Natuurlijk was ’t niet mogelijk een origineel exemplaar in het museum onder te brengen, maar men heeft de hand weten te leggen op een miniatuur van de beroemde caroussel van Antoon Benner. Dit knappe werkstukje is een product van huisvlijt, vervaardigd door de heer J. H. van Heumen uit Gorinchem, die vijf jaar lang aan dit model heeft gewerkt.
Het hart van menigeen zal opengaan bij het aanschouwen van deze miniatuur, met zijn rijk gebeeldhouwde en geïllumineerde front, zijn galopperende paarden en sierlijke schommelende gondels. Zelfs de orgelmuziek klinkt uit de tent en een ‘boniseur’ wekt de kermisgangers met luider stem op, een bezoek te brengen aan dit etablissement, dat – zoals hij aankondigt – weer op de kermis te Utrecht aanwezig is.
Ondanks deze nieuwe expositieruimte, blijft men met plaatsgebrek kampen. Bovendien leent de ruimte zich – uit akoestisch oogpunt bezien – niet voor het demonstreren van de grote orgels, als zullen zij zich van tijd tot tijd natuurlijk laten horen. Het ligt in de bedoeling voortaan twee rondleidingen te houden. Bij de eerste rondleiding brengt men met de conservator, de heer Jongelen, een bezoek aan de speeldozen en kleinere mechanische instrumenten, de tweede voert de bezoeker met als gids de heer Van Minnen, naar de afdeling kermisorgels.

Cookieinstellingen